NTVO - 2019, nummer 5, july 2019
drs. A. van Ommen-Nijhof , dr. I.R.H.M. Konings , dr. C.J.J. van Zeijl , dr. A. Jager , prof. dr. G.S. Sonke
Borstkanker is de meest voorkomende maligniteit bij vrouwen in Nederland en jaarlijks overlijden ruim 3.000 patiënten aan de ziekte. Ongeveer 70% van de borsttumoren is van het hormoonreceptorpositieve (HR+), humaan epidermale groeifactorreceptor 2 (HER2)-negatieve subtype en dit subtype is daarmee verantwoordelijk voor de meeste gevallen van borstkankergerelateerde sterfte. Endocriene therapie is één van de hoekstenen van de behandeling van HR+/ HER2-negatieve borstkanker, maar resistentie tegen endocriene therapie vormt een belangrijk klinisch probleem. In de zoektocht naar nieuwe, moleculaire aangrijpingspunten om resistentie tegen endocriene therapie te behandelen, zijn de ‘cyclin dependent kinase’ (CDK) 4/6-remmers ontdekt. Deze middelen (palbociclib, ribociclib en abemaciclib) hebben een direct remmend effect op de celcyclus en blijken met name de groei van HR+/HER2-negatieve borstkankercellen te remmen. Het combineren van CDK4/6-remmers met endocriene therapie bij de behandeling van gevorderde HR+/HER2-negatieve borstkanker heeft in verscheidene onderzoeken tot een duidelijke verbetering in progressievrije overleving geleid, maar zorgt ook voor meer toxiciteit. Vooralsnog is niet bekend of de combinatiebehandeling leidt tot verbetering in totale overleving en/of kwaliteit van leven. De plaatsbepaling van CDK4/6-remmers in de huidige Nederlandse praktijk en potentiële nieuwe toepassingen (in (neo)adjuvante setting en/of in combinatie met andere antitumortherapie) bij de behandeling van borstkanker worden op dit moment onderzocht.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:194–99)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 4, june 2019
dr. J.W.B. de Groot , dr. A.J. ten Tije , dr. R.H.T. Koornstra
Doelgerichte therapie en immuuntherapie zijn de pijlers onder de behandeling van patiënten met gemetastaseerd melanoom. Ondanks het potentieel langdurige effect van immuuntherapie is doelgerichte therapie voor een aanzienlijke groep patiënten nog steeds de aangewezen behandeling. Momenteel zijn twee combinaties van BRAF- en MEK-remmers beschikbaar. De effectiviteit van de op dit moment in Nederland geregistreerde middelen (vemurafenib [BRAF-remmer] + cobimetinib [MEK-remmer] en dabrafenib [BRAF-remmer] + trametinib [MEK-remmer]) lijkt vergelijkbaar. Het bijwerkingenprofiel is echter specifiek voor de individuele combinaties. In dit overzichtsartikel worden de verschillen in het type bijwerkingen, de incidentie en het moment van optreden beschreven en worden handreikingen gedaan voor de behandeling van veelvoorkomende bijwerkingen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:152–61)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 3, may 2019
drs. E.M.T. Dieleman , prof. dr. L.J.A. Stalpers , dr. S. Burgers , dr. D. Brandsma , dr. M.E. van Linde , dr. F.Y.F.L. de Vos , prof. dr. C.J.A. Punt , prof. dr. C.R.N. Rasch
Symptomatische cerebrale radiatienecrose komt steeds vaker voor doordat patiënten met hersenmetastasen langer overleven na systemische therapie en steeds vaker radicaal stereotactisch worden bestraald op de hersenmetastasen. Bevacizumab is effectief in het verminderen van neurologische klachten van radiatienecrose en van de behoefte aan dexamethason.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:115–21)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 2, march 2019
drs. B.M. Eyck , drs. B.J. van der Wilk , dr. M.C.W. Spaander , dr. R. Valkema , dr. S.M. Lagarde , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. J.J.B. van Lanschot
De huidige in opzet curatieve behandeling van een lokaal gevorderd slokdarmcarcinoom bestaat uit neo adjuvante chemoradiatie gevolgd door een slokdarmresectie. Bij ongeveer een derde van deze patiënten wordt tijdens pathologisch onderzoek van het resectiepreparaat geen tumorresidu meer teruggevonden. Bij deze patiënten kan standaardresectie mogelijk achterwege worden gelaten. Tijdens klinische responsevaluaties tot 12 weken na neoadjuvante chemoradiatie kan een tumorresidu gedefnieerd als meer dan 10% tumorcellen (TRG3–4) met een nauwkeurigheid van 90% worden aangetoond door middel van een combinatie van PET-CT, endoscopie met ‘bite-on-bite’-biopsie en endo-echografe met dunnenaaldbiopsie van verdachte lymfeklieren. Bovendien worden bij 10% van de patiënten afstandsmetastasen gedetecteerd door middel van PET-CT tijdens deze klinische responsevaluaties. Deze set van diagnostische modaliteiten kan potentieel worden gebruikt tijdens actieve surveillance bij patiënten met een slokdarmcarcinoom. Momenteel wordt in de gerandomiseerde Franse ESOSTRATE- en Nederlandse SANO-onderzoeken actieve surveillance vergeleken met standaardresectie bij patiënten met een lokaal gevorderd slokdarmcarcinoom en een klinisch complete respons op neoadjuvante chemoradiatie.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:61–8)
Lees verderNTVO - 2019, nummer 1, february 2019
drs. A. Belkouz , prof. dr. J.W. Wilmink , dr. N. Haj Mohammad , dr. J. Hagendoorn , drs. J. de Vos-Geelen , prof. dr. C.H.C. de Jong , dr. M.Y.V. Homs , dr. B. Groot Koerkamp , prof. dr. T.M. van Gulik , prof. dr. C.J.A. Punt , dr. H.J. Klümpen
De recidiefkans na een curatieve resectie voor het cholangiocarcinoom en galblaascarcinoom is hoog. Resultaten van retrospectieve studies en prospectieve fase 2-studies tonen dat adjuvante chemo(radio)therapie mogelijk effectief en veilig is na resectie van een cholangiocarcinoom of een galblaascarcinoom. Om de waarde van adjuvante chemo(radio)therapie bij patiënten met een cholangiocarcinoom en galblaascarcinoom te bepalen, is een aantal fase 3-studies geïnitieerd. Van de gepubliceerde of gepresenteerde studies zijn de resultaten van de BILCAP-studie met adjuvant capecitabine het meest belovend met een verbetering van de mediane overleving van 36 naar 51 maanden en van de mediane recidiefvrije overleving van 18 naar 25 maanden. Vier adjuvante fase 3-studies zijn nog gaande.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:24–31)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 8, december 2018
drs. T.G. Meijer , drs. S.B. Vliek , dr. D.C. van Gent , prof. dr. S.C. Linn , dr. A. Jager
Optimale selectie van patiënten die baat kunnen hebben bij poly-[ADP-ribose]-polymerase (PARP)-remmers is van groot klinisch belang gezien de relatief geringe toxiciteit van de behandeling. PARP-remmers zijn effectief bij patiënten met tumoren die homoloog recombinatiedeficiënt (HRD) zijn. Mammacarcinomen die zich ontwikkelen bij patiënten met een pathogene kiembaanmutatie in een BRCA1/2-gen zijn in de regel HRD, en daarmee dus gevoelig voor behandeling met PARP-remmers. Er zijn echter ook tumoren die HRD zijn zonder kiembaanmutaties in de BRCA1/2-genen. Patiënten met deze zogenoemde HRD-tumoren, ook wel BRCA-like- of BRCAness-tumoren genoemd, zouden ook baat kunnen hebben bij PARP-remmers. Er wordt wereldwijd onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van de ultieme HRD-test om naast tumoren met BRCA1/2-kiembaanmutaties ook HRD- of BRCA-liketumoren te identificeren. De afgelopen jaren zijn er verschillende testen ontwikkeld, echter een klinisch gevalideerde test is op dit moment nog niet beschikbaar. In dit overzichtsartikel worden de voor- en nadelen van de verschillende testen besproken die op verschillende wijzen HRD detecteren en wat de klinische consequenties hiervan zouden kunnen zijn.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:306–15)
Lees verderNTVO - 2018, nummer 7, november 2018
dr. F.P. Peters , dr. D.E. Hilling , dr. J.B. Tuynman , drs. J. van der Kraan , prof. dr. G.L. Beets , prof. dr. J.H.W. de Wilt , prof. dr. C.A.M. Marijnen
De vraag naar rectumsparende behandelingen bij patiënten met een rectumcarcinoom groeit, ondanks beperkt wetenschappelijk bewijs. Het is duidelijk dat een rectumsparende behandeling in een ervaren centrum mogelijk en veilig is voor een zorgvuldig geselecteerde subgroep van patiënten en het is waarschijnlijk dat dit voor een deel van de patiënten tot betere kwaliteit van leven zal leiden. Het is echter nog onduidelijk hoe deze patiënten goed kunnen worden geïdentificeerd. Ook is er nog weinig bekend over wat de optimale behandelstrategieën en oncologische en functionele langetermijnuitkomsten zijn. Er is momenteel een aantal grote, multicentrische studies gaande voor verschillende patiëntengroepen die veel antwoorden zullen gaan opleveren.
Dit artikel bespreekt de stand van zaken, bewijs en achtergronden van de orgaansparende behandeling bij het rectumcarcinoom, alsmede de huidige mogelijkheden én onmogelijkheden voor de verschillende patiëntcategorieën.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:261–72)
Lees verder