NTVO - 2024, nummer Special, zomer 2024
Drs. M. Teuwen
De meerderheid van de patiënten bij wie een melanoom wordt vastgesteld, komt in aanmerking voor chirurgische resectie van de tumor.1,2 Het risico op een recidief is echter groot, waardoor adjuvante therapieën bij veel patiënten noodzakelijk zijn.1,2 In de afgelopen jaren is het landschap van adjuvante immunotherapie fundamenteel veranderd met de komst van verschillende checkpointremmers. Dit artikel bespreekt de belangrijkste langetermijnresultaten van recente klinische en ‘real-world’-studies.
Lees verderNTVO - 2024, nummer Special, zomer 2024
dr. N. Elbert
De standaardzorg voor patiënten met een resectabel melanoom in macroscopisch stadium III bestaat uit chirurgie, eventueel gevolgd door adjuvante systemische therapie. Een aanzienlijk deel van de patiënten ontwikkelt echter binnen enkele jaren na de operatie een recidief. Bovendien biedt adjuvante immuuntherapie geen duidelijk voordeel in algehele overleving, ondanks langdurige follow-up. Mogelijk is immuuntherapie voorafgaand aan de operatie effectiever dan erna. Dit werd nader onderzocht in de gerandomiseerde fase III-studie NADINA.
Lees verderNTVO - 2024, nummer Special, zomer 2024
dr. N. Elbert
Patiënten met een nieuw gediagnosticeerd gevorderd ovariumcarcinoom worden in opzet curatief behandeld met cytoreductieve chirurgie en platina-bevattende chemotherapie. 1,2 Desondanks ontwikkelt circa 70% van hen binnen 3 jaar een recidief.1 In de afgelopen jaren is het behandelarsenaal uitgebreid met remmers van het enzym poly-ADP-ribose-polymerase (PARP), zoals olaparib en niraparib. Onderhoudsbehandeling met een PARP-remmer na eerstelijnschemotherapie is uitgebreid onderzocht in de fase III-studies SOLO1, PAOLA-1 en PRIMA.3–5 Onlangs zijn hiervan de langetermijnresultaten gepubliceerd.6–8
Lees verderNTVO - 2024, nummer Special, zomer 2024
Drs. M. Teuwen
In de afgelopen twee decennia is de incidentie van niercelcarcinoom in West-Europa gestegen tot 9,8 per 100.000 personen per jaar, waarbij deze ziekte vooral wordt gediagnosticeerd bij mensen van 50 jaar en ouder.1 De mogelijkheden voor adjuvante behandeling na resectie bij gevorderd of gemetastaseerd niercelcarcinoom met check-pointremmers zijn de laatste tien jaar toegenomen. Tot nu toe leverden deze behandelingen wisselende resultaten op, waarbij ze vaak onvoldoende werkzaam of zeer toxisch waren.2,3 Een recente studie, KEYNOTE-564, toonde echter de werkzaamheid en veiligheid aan van adjuvante behandeling met de checkpointremmer pembrolizumab.4 Dit jaar zijn ook de langetermijnresultaten gepubliceerd.5
Lees verderNTVO - 2024, nummer Special, zomer 2024
Drs. M. Teuwen
De behandeling van patiënten met gevorderd niet-kleincellig longcarcinoom (‘non-small cell lung carcinoma’, NSCLC) met een EGFR-mutatie is continu in ontwikkeling. Op dit moment bestaat de standaardeerstelijnsbehandeling van deze patiënten uit monotherapie met osimertinib, een proteïnekinaseremmer (‘tyrosine kinase inhibitor’, TKI) van de derde generatie die sensibiliserende mutaties en de TKI-resistente mutatie T790M in EGFR remt.1–3 Deze aanbeveling is gebaseerd op de resultaten van de fase III-studie FLAURA.4,5 Onlangs zijn de werkzaamheid en veiligheid van combinatietherapie met osimertinib vergeleken met die van monotherapie met osimertinib in twee nieuwe fase III-studies: FLAURA2 en MARIPOSA.
Lees verderNTVO - 2023, nummer Oncologie Actueel Special, najaar 2023
dr. Niels Elbert
Toevoeging van docetaxel aan androgeendeprivatietherapie verbetert de overleving bij patiënten met uitgezaaide, hormoongevoelige prostaatkanker. Onduidelijk is echter welke patiënten hierbij het meeste baat hebben. Een systematische review en meta-analyse die onlangs is verschenen in The Lancet Oncology biedt meer inzicht.
Lees verderNTVO - 2023, nummer Oncologie Actueel Special, najaar 2023
dr. Niels Elbert
Dankzij nieuwe inzichten in de tumorbiologie zijn doelgerichte behandelingen in opkomst voor patiënten met prostaatkanker. Ook wordt steeds meer kennis vergaard over de consequenties van mutaties in genen die betrokken zijn bij homologe recombinatie. Zo liet de CAPTURE-studie zien dat patiënten met gemetastaseerde castratie-resistente prostaatkanker en een mutatie in een aan homologe recombinatie gerelateerd gen slechtere uitkomsten hebben voor alle standaardeerstelijnsbehandelingen dan patiënten zonder een dergelijke mutatie.1 Internist-oncoloog dr. Niven Mehra (Radboudumc, Nijmegen) nam de bevindingen nader onder de loep en sprak over het belang van vroegtijdige DNA-screening en de plaatsbepaling van doelgerichte behandeling met PARP-remmers bij deze patiënten.
Lees verder