NTVO - 2016, nummer 2, march 2016
dr. A.J. de Langen , prof. dr. A.M.C. Dingemans , dr. J.A. Burgers , drs. W.W. Mellema , dr. V. van der Noort , dr. ir. H. van Tinteren , prof. dr. E.F. Smit
Achtergrond: Cisplatine-pemetrexed en carboplatinepaclitaxel- bevacizumab zijn beide geregistreerde chemotherapiecombinaties voor de eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC). In een retrospectieve analyse van eerstelijnschemotherapie voor KRAS-positieve patiënten met NSCLC bleek de respons en progressievrije overleving beter te zijn voor carboplatine-paclitaxelbevacizumab dan andere chemotherapiecombinaties.
Doel: Vergelijken van 2 standaard eerstelijnschemotherapiecombinaties voor de behandeling van KRAS-positief gemetastaseerd NSCLC.
Studieopzet: Multicentrum open-label gerandomiseerde fase 3-studie. Na stratificatie voor KRAS-mutatie (G12V versus G12C versus anders), ‘performance status’ (0–1 vs. 2) en hersenmetastasen (ja of nee) worden patiënten 1:1 gerandomiseerd tussen carboplatinepaclitaxel- bevacizumab en cisplatine-pemetrexed.
Studiepopulatie: Patiënten met histologisch of cytologisch bewezen stadium IV NSCLC, gekenmerkt door een KRAS-mutatie en geschikt voor eerstelijnschemotherapie.
Interventie: Behandeling met 1 van de 2 volgende chemotherapiecombinaties: a) carboplatine-paclitaxel- bevacizumab of b) cisplatine-pemetrexed tot een maximum van 6 cycli. Onderhoudsbehandeling met bevacizumab (groep a) en pemetrexed (groep b) is toegestaan tot aan progressie. Bloed en weefsel zullen optioneel worden afgenomen en verzameld voor translationeel onderzoek ter evaluatie van voorspellende biomarkers.
Statistische analyse: Deze studie is ontworpen om de superioriteit van carboplatine-paclitaxel-bevacizumab te bewijzen ten opzichte van cisplatine-pemetrexed met een hazardratio van 0,67. In totaal zullen 201 gebeurtenissen nodig zijn voor de analyse van het primaire eindpunt. Hiervoor dienen 240 patiënten te worden geïncludeerd. Na 101 gebeurtenissen zal een interimanalyse plaatsvinden. Deze dient om te beoordelen of het primaire eindpunt kan worden behaald.
Primair eindpunt: Progressievrije overleving, gedefinieerd met behulp van de responsevaluatiecriteria in solide tumoren (RECIST).
(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:57–60)
Lees verderNTVO - 2016, nummer 1, february 2016
C.A.T.C. Lunenburg MSc, L.M. Henricks , D. Meulendijks , dr. J.J. Swen , prof. dr. A.J. Gelderblom , dr. A. Cats , prof. dr. H.J. Guchelaar , prof. dr. J.H.M. Schellens
Fluoropyrimidines, zoals 5-fluorouracil en capecitabine, worden veelvuldig als standaardbehandeling gebruikt bij verschillende soorten kanker. Prospectief screenen van het coderende gen (DPYD) voor het belangrijkste metabole enzym dihydropyrimidine-dehydrogenase (DPD) is een bewezen effectieve methode ter verbetering van de veiligheid van de behandeling met fluoropyrimidines.1 Geïdentificeerde DPD-deficiënte patiënten starten op een lagere fluoropyrimidine-dosis om zo het risico op ernstige therapiegerelateerde toxiciteit te verlagen. Ondanks dat de veiligheid, haalbaarheid en kosteneffectiviteit van prospectief screenen is bewezen, is landelijke implementatie nog niet gerealiseerd.2
De Alpe-DPD-studie heeft als doel de prospectieve screening uit te breiden naar 4 genetische polymorfismen (SNP’s) in DPYD om het aantal identificeerbare DPD-deficiënte patiënten te vergroten en prospectief genotyperen nog (kosten)effectiever te maken. Daarnaast wordt onderzocht wat de toegevoegde waarde is van 4 fenotyperingstesten van het DPD-enzym voor het prospectief identificeren van DPD-deficiënte patiënten.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:24–6)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 8, december 2015
drs. E.P. van der Stok , prof. dr. C. Verhoef , dr. D.J. Grünhagen
Gerandomiseerde studies gericht op het toetsen van de effectiviteit van (neo)adjuvante of perioperatieve chemotherapie als aanvulling op leverchirurgie voor patiënten met colorectale levermetastasen (CRLM) hebben tot heden niet geleid tot aantoonbare overlevingswinst. Deze studies hebben mogelijk strikte inclusiecriteria gehanteerd, waardoor hoogrisicopatiënten, gekarakteriseerd door middel van de klinische risicoscore (KRS) volgens Fong et al. (Figuur 1), ondervertegenwoordigd zijn in deze studies. Mogelijk hebben juist hoogrisicopatiënten baat bij (neo)adjuvante chemotherapie. De huidige studie heeft ten doel het effect van neoadjuvante chemotherapie bij hoogrisicopatiënten met primair resectabele colorectale levermetastasen te toetsen. De hypothese van deze studie is dat de toevoeging van neoadjuvante chemotherapie aan chirurgie zal leiden tot een verbetering van de algehele overleving van hoogrisicopatiënten.
(NED TIJDSCHRIFT ONCOL 2015;12:321–6)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 7, november 2015
drs. C.E.L. Klaver , prof. dr. C.J.A. Punt , dr. V.J. Verwaal , prof. dr. M.G.W. Dijkgraaf , prof. dr. W.A. Bemelman , dr. P.J. Tanis
Wanneer colorectaal carcinoom recidiveert, betreft dit in 25–35% van de gevallen het peritoneum. Peritonitis carcinomatosa (PC) is vaak moeilijk te detecteren. Hierdoor wordt de diagnose veelal pas in een laat (symptomatisch) stadium gesteld. Slechts een minderheid van de patiënten komt dan in aanmerking voor een in opzet curatieve behandeling, cytoreductie en HIPEC, wat gepaard gaat met aanzienlijke morbiditeit en 3% mortaliteit. Dit tezamen maakt dat er meer interesse komt voor adjuvante HIPEC, om het risico op het ontstaan van PC te verkleinen. Zonder cytoreductie is de kans op complicaties klein en de ligduur kort (enkele dagen). In de COLOPEC-studie wordt de effectiviteit van adjuvante HIPEC voor preventie van PC onderzocht bij patiënten met een T4 of geperforeerd coloncarcinoom. In april 2015 is de studie van start gegaan. In totaal zullen 176 patiënten worden gerandomiseerd tussen adjuvante HIPEC gevolgd door standaard adjuvante systemische chemotherapie of alleen systemische chemotherapie. De adjuvante HIPEC zal simultaan met of kort na de primaire resectie plaatsvinden. Er zal eenmalig gedurende 30 minuten worden gespoeld met oxaliplatine met peroperatief intraveneus 5-FU/leucovorine. Het primaire eindpunt van de studie is het 18 maanden peritoneaal recidiefvrije interval, dat wordt vastgesteld met diagnostische laparoscopie in beide studiegroepen. De hypothese is dat adjuvante HIPEC het absolute risico op PC in deze patiëntgroep van 25% reduceert tot 10%. De verwachting is dat dit resulteert in een betere vijfjaarsoverleving.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:281–5)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 6, september 2015
drs. O. Wegelin , dr. H.H.E. van Melick , dr. D.M. Somford , dr. J.P.A. van Basten , dr. J.A. Kummer , drs. W. Vreuls , prof. dr. J.L.H.R. Bosch , prof. dr. J.O. Barentsz
Prostaatcarcinoom is de meest voorkomende maligne aandoening bij mannen in Nederland en de diagnostiek vindt in het algemeen plaats door middel van ‘random’ transrectale echogeleide biopten. Echogeleide biopsie kent echter een lage sensitiviteit en leidt tevens tot het ongewenst diagnosticeren van verwaarloosbare tumoren (‘overdiagnostiek’). Multiparametrische (mp) MRI heeft een hogere sensitiviteit voor de detectie van prostaatcarcinoom dan echografie en detecteert vooral de klinisch significante tumoren. Hierdoor is het mogelijk geworden om op basis van de mpMRI-beelden gerichte prostaatbiopten af te nemen. Op dit moment worden verschillende technieken gebruikt voor het verrichten van MRI-geleide prostaatbiopten en bestaat er nog geen consensus over welke biopsietechniek het meest nauwkeurig is. De FUTURE trial is een prospectieve gerandomiseerde gecontroleerde multicentrumstudie waarin wordt bestudeerd welke van de 3 gangbare MRI-geleide biopsietechnieken de hoogste sensitiviteit heeft met betrekking tot de detectie van significant prostaatcarcinoom bij patiënten met eerdere negatieve transrectale echogeleide biopten en een blijvende klinische verdenking op prostaatcarcinoom.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:235–8)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 6, september 2015
drs. S. van den Bosch , dr. T. Dijkema , dr. M.C. Kunze-Busch , prof. dr. C.H.J. Terhaard , dr. F.J.P. Hoebers , drs. M.R. Vergeer , dr. B. Kreike , dr. O.B. Wijers , prof. dr. W.J.G. Oyen , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders
Bij radiotherapie voor hoofd-halstumoren worden klinisch negatieve lymfeklierstations in de hals behandeld met een electieve dosis om eventuele occulte metastasen te behandelen. Dankzij moderne hoogresolutie diagnostische beeldvorming is de occulte ‘tumorload’ in deze lymfeklierstations de laatste decades afgenomen. De benodigde electieve bestralingsdosis is afhankelijk van deze occulte ‘tumorload’. Om die reden is de huidige electieve dosis zeer waarschijnlijk hoger dan nodig. UPGRADE-RT is een multicentrum gerandomiseerde studie waarin wordt onderzocht of een lagere electieve dosis resulteert in minder toxiciteit en een betere kwaliteit van leven na de behandeling bij een gelijkblijvend aantal recidieven in de electief behandelde hals.
(NÈD TIJDSCHR ONCOL 2015;12:239–42)
Lees verderNTVO - 2015, nummer 5, august 2015
prof. dr. C.U. Blank , dr. A.C.J. van Akkooi
De combinatie van de T-cel-checkpointremmers anti-CTLA-4 (ipilimumab) en anti-PD-1 (nivolumab) is momenteel de meest belovende immuuntherapie voor gevorderde melanoompatiënten. Dit wekt de vraag op of ipilimumab plus nivolumab ook een mogelijke therapie in de adjuvante situatie kan zijn. In tegenstelling tot chemotherapie, hangt immuuntherapie af van voldoende activatie van het immuunsysteem, dus voldoende presentatie van tumorantigenen. Daarom denken wij dat adjuvante immuuntherapie het best gaat werken als de adjuvante therapie wordt gestart voor het chirurgisch verwijderen van de tumor (neoadjuvant dus). De OpACIN-studie (sinds april 2015 open) probeert deze vraag te beantwoorden door een neoadjuvante met een adjuvante behandeling met ipilimumab plus nivolumab te vergelijken bij stadium III-melanoompatiënten met palpabele klieren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:194–7)
Lees verder