oncologische observatie

Gecombineerde behandeling met capecitabine/oxaliplatine en ALK-remmer ceritinib bij een patiënt met twee primaire kankers: een case report

NTVO - 2018, nummer 7, november 2018

drs. M.K. Beukers-Klink , drs. J.M. Baas , drs. S.R.S. Ramai , prof. dr. A.J. Gelderblom

Samenvatting

Dankzij de vooruitgang in de systemische behandelingsmogelijkheden bij kanker leven patiënten langer en zijn er steeds meer patiënten die ook een tweede primaire tumor ontwikkelen. Dit levert vraagstukken op voor wat betreft het combineren van therapieën gericht op beide tumoren, terwijl kennis over veiligheid en potentiële interacties noodzakelijk is, maar grotendeels ontbreekt.

Wij beschrijven een patiënt met zowel een sigmoïdcarcinoom als een ALK-positief niet-kleincellig longcarcinoom, die uiteindelijk werd behandeld met een combinatie van capecitabine/oxaliplatine en ceritinib. Op theoretische gronden zou men kunnen twijfelen aan de veiligheid van een dergelijke combinatie vanwege het bijwerkingenprofiel van beide behandelingen. Bij deze patiënt werd de combinatie echter niet alleen goed verdragen, deze leidde ook tot stabiele ziekte gedurende zes maanden.

Het gebrek aan gegevens over de veiligheid van onbekende combinaties van conventionele chemotherapie en doelgerichte behandelingen kunnen een reden zijn dat een potentieel effectieve behandeling niet wordt gegeven aan een patiënt. Case reports als deze kunnen de clinicus helpen bij het nemen van beslissingen ten aanzien van dergelijke combinatietherapieën.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:252–5)

Lees verder

‘Dancing eyes-dancing feet syndrome’ oftewel opsoclonus-myoclonus-syndroom als eerste uiting van een kleincellig longcarcinoom

NTVO - 2018, nummer 6, september 2018

drs. P.M.J. Plomp , dr. E.A. Kastelijn , drs. S.W.A. van Haarlem , dr. F.M.N.H. Schramel

Samenvatting

Het ‘dancing eyes-dancing feet syndrome’, oftewel het opsoclonus-myoclonus-syndroom (OMS), is een zeldzaam klinisch syndroom met een combinatie van het subacuut ontstaan van een oogbewegingsstoornis (opsoclonus), onvrijwillige spierbewegingen (myoclonus) en ataxie. Het syndroom heeft een beperkte differentiaaldiagnose en kan onder andere als een paraneoplastisch verschijnsel de eerste presentatie van een maligniteit zijn. Serologie naar autoantilichamen kan bijdragend zijn, maar is meestal negatief. Verder onderzoek naar een onderliggend ziektebeeld en vroege start van een behandeling zijn essentieel voor de langetermijnprognose van de neurocognitieve klachten. De hieronder beschreven casus illustreert een eerste presentatie van een kleincellig longcarcinoom door middel van het OMS.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:218–22)

Lees verder

‘Liquid biopsy’ en therapieresistentie bij EGFR-gemuteerd longcarcinoom

NTVO - 2018, nummer 5, august 2018

drs. J. Minnema-Luiting , drs. C.M.J. Steendam , prof. dr. R.H.N. van Schaik , prof. dr. W.N.M. Dinjens , dr. J.H. von der Thüsen , prof. dr. J.G.J.V. Aerts

Samenvatting

Deze 66-jarige patiënte, bekend met stadium IV niet-kleincellig longcarcinoom met een activerende mutatie in exon 19 van de ‘epidermal growth factor receptor’ (EGFR), werd behandeld met een eerstelijns-EGFR-tyrosinekinaseremmer (TKI). Na één jaar behandeling was de ziekte progressief en werd in het bloed de resistentiemutatie T790M gevonden. De responskans bij behandeling met derdegeneratie-EGFR-TKI’s is even hoog bij detectie van T790M in het bloed als bij vaststelling op weefsel. De bevinding van T790M was dan ook reden om de behandeling om te zetten naar osimertinib, met een fraaie partiële respons tot gevolg. Detectie van circulerend tumor-DNA, zoals dat bij een ‘liquid biopsy’ gebeurt, wordt momenteel nog beperkt klinisch ingezet. Zoals hier beschreven, kunnen resistentiemechanismen worden aangetoond in het bloed met ook vastgestelde respons op behandeling. Dit kan weefseldiagnostiek in specifieke gevallen overbodig maken. Het toepassingsgebied van ‘liquid biopsy’ zal zich in de toekomst naar alle waarschijnlijkheid verder uitbreiden. Hiervoor is meer onderzoek nodig.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:175–9)

Lees verder

Paraneoplastische cerebellaire degeneratie: voorbode van een recidief ovariumcarcinoom

NTVO - 2018, nummer 3, may 2018

drs. J.S. de Maar , dr. B.B.M. Suelmann

Samenvatting

Paraneoplastische cerebellaire degeneratie is het meest voorkomende paraneoplastische neurologische syndroom. Bij de helft van de patiënten zijn anti-Yo-antistoffen aanwezig, waarbij een associatie bestaat met ovarium- en mammacarcinoom. Bij onze patiënte ging het ontstaan van paraneoplastische cerebellaire degeneratie vooraf aan een tumorrecidief. Diagnose van een paraneoplastisch neurologisch syndroom moet dan ook aanleiding zijn tot aanvullend onderzoek naar een onderliggende tumor. Het type antistoffen kan hierbij richting geven. Behandeling van de primaire tumor is essentieel bij het streven naar verbetering of stabilisatie van neurologische symptomen, voordat irreversibel verlies van Purkinje-cellen is opgetreden. Toekomstig onderzoek zal moeten uitwijzen of immuunmodulerende therapie in een vroeg stadium de prognose kan verbeteren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:90–5)

Lees verder

Kankergerelateerde trombotische microangiopathie

NTVO - 2017, nummer 7, november 2017

M. Cloos-van Balen MSc, dr. L. Th. Vlasveld , dr. T. Netelenbos , prof. dr. A.J. Gelderblom

Samenvatting

Wij presenteren drie patiënten met ‘cancer-related thrombotic microangiopathy’ (CA-TMA). Het ziektebeeld wordt gekenmerkt door destructie van erytrocyten en activatie van de hemostase met klinische tekenen van hemolyse en trombocytenaggregatie al dan niet met eindorgaanschade. Bij CA-TMA moet een onderscheid worden gemaakt tussen therapieen ziektegerelateerde TMA, omdat dit voor de keuze van behandeling en de prognose van belang is. Bij therapiegerelateerde TMA is het staken van de verantwoordelijke medicatie van belang. Bij ziektegerelateerde TMA zijn weinig onderbouwde gegevens over de therapie en ondanks behandeling met corticosteroïden, plasmaferese en kankergerichte therapie blijft de prognose bij ziektegerelateerde CA-TMA, zeer slecht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:265–9)

Lees verder

Kleincellig cervixcarcinoom als oorzaak van het syndroom van Cushing

NTVO - 2017, nummer 5, august 2017

drs. A. Overwater , drs. C.Y. Bruggeman , dr. M.J. Agterof , dr. I.M.M.J. Wakelkamp

Samenvatting

Ectopische ACTH-productie door een kleincellig cervixcarcinoom is een zeldzame oorzaak van het syndroom van Cushing. Deze casus illustreert het verschil in klachtenpresentatie tussen ectopische ACTH-productie en het klassieke syndroom van Cushing. Een goede samenwerking tussen endocrinoloog en oncoloog is noodzakelijk in de behandeling van deze patiënten. Ongeacht de prognose is het voor alle patiënten aangewezen het hypercortisolisme te behandelen, omdat dit ernstige en potentieel dodelijke effecten kan hebben.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:182–5)

Lees verder

Multipele huidafwijkingen bij een 71-jarige man met een cholangiocarcinoom

NTVO - 2016, nummer 7, november 2016

drs. D. Geleynse , drs. P.J.F. Kroon

Samenvatting

Op het spreekuur van de huisarts kwam een 71-jarige man met persisterende pijn aan zijn linkerbeen en plotselinge uitbraak van kleine bolvormige bultjes over zijn hele lichaam. Het plotseling verschijnen van snelgroeiende verruce seborrhoice wordt het ‘Leser-Trélat sign’ genoemd. Het ‘Leser-Trélat sign’ kan een onderdeel zijn van een paraneoplastisch syndroom, waarbij analyse moet plaatsvinden om de primaire tumor op te sporen. Aanvullend onderzoek door middel van CT-thorax/abdomen liet een beeld zien van een vergevorderd cholangiocarcinoom; een zeldzame maligniteit van het galwegepitheel met een zeer slechte prognose. Massawerking van de tumor kan leiden tot oedeem in de onderste extremiteiten, wat een klinisch verschijnsel kan zijn van het Budd-Chiari-syndroom.

(Ned Tijdschr Oncol 2016;13:241–5)

Lees verder