oncologische observatie

‘Goedaardige’ pulmonale metastasen

NTVO - 2020, nummer 3, may 2020

drs. M. Verduin , dr. J. Beckervordersandforth , dr. A. Hoeben , drs. T.W.H. Alleman , dr. M.H.M.E. Anten , dr. D.B.P. Eekers , drs. J.A.J. van der Pol , dr. M.P.G. Broen

SAMENVATTING

Deze casus beschrijft een patiënte bij wie per toeval multipele longnoduli werden ontdekt. Na aanvullende diagnostiek bleken deze te berusten op een pulmonaal gemetastaseerd primair cerebraal meningeoom. Ondanks de zeldzaamheid van het ontstaan van metastasen van een meningeoom, behoort dit wel in de differentiaaldiagnose bij per toeval ontdekte afwijkingen verdacht voor metastasen. Dit geldt met name voor patiënten met een gereseceerd meningeoom in de voorgeschiedenis. Zowel benigne (WHO I) als atypische (WHO II) en maligne (WHO III) meningeomen kunnen systemisch metastaseren, met de long als voorkeurslocatie. Een 68Ga-DOTATOC-PET-scan kan van aanvullende waarde zijn als niet-invasief diagnosticum. Hiermee kan de somatostatine-receptorexpressie, een typisch kenmerk van meningeomen, in de metastasen worden aangetoond. Deze oncologische observatie beschrijft de overwegingen betreffende patiënten met metastasen van een cerebraal meningeoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:103–8)

Lees verder

Solitaire supraclaviculaire lymfekliermetastase bij cervixcarcinoom: kans op curatie?

NTVO - 2020, nummer 1, february 2020

dr. C.L. Deijen , dr. R.A. Nout , dr. J.R. Kroep , prof. dr. C.L. Creutzberg

SAMENVATTING

Jaarlijks krijgen meer dan 800 vrouwen in Nederland cervixcarcinoom, van wie het merendeel tussen 35 en 45 jaar is. Ongeveer 200 vrouwen overlijden elk jaar aan de ziekte. De prognose is gerelateerd aan het FIGO-stadium en daalt naarmate het stadium vordert. In geval van gemetastaseerde ziekte wordt doorgaans systemische therapie gegeven, waarbij de responskans en -duur van de verschillende chemotherapieschema’s beperkt is en systemische therapie gepaard kan gaan met bijwerkingen. Bij alleen lymfogeen op afstand gemetastaseerd cervixcarcinoom kan door middel van radiotherapie vaak langdurige lokale controle worden bereikt, en in sommige gevallen curatie, met relatief weinig bijwerkingen. Daarom dient bij patiënten met beperkt gemetastaseerde ziekte een behandeling bestaande uit alleen hooggedoseerde radiotherapie te worden overwogen, zodat chemotherapie kan worden ingezet indien uitgebreidere metastasering optreedt.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:17–24)

Lees verder

Extravasatie van chemotherapie: een ernstige complicatie

NTVO - 2019, nummer 8, december 2019

drs. R.A. Massaad , drs. W. Brekelmans , ir., drs. F.A.J. Toonen , drs. A.M. Zeilemaker

SAMENVATTING

Extravasatie is een onbedoelde lekkage van intraveneuze toediening van vloeistoffen in het subcutane weefsel. De ernst en gevolgen zijn afhankelijk van het soort vloeistof en de hoeveelheid hiervan. Bij extravasatie van chemotherapie zal de acute weefselschade zich vaak presenteren met pijn, roodheid en zwelling, meestal gevolgd door weefselnecrose. Indien mogelijk kan bij tijdige ontdekking een antidotum worden gegeven. In dit artikel wordt een klinische casus besproken waarbij extravasatie van doxorubicine is opgetreden. De patiënt werd daarna een jaar op de voet gevolgd. Deze casus bewijst dat een goed extravasatieprotocol, tijdige herkenning door clinici en toediening van het antidotum in combinatie met een langdurige en intensieve wondzorg tot weefselbehoud leidt. Desalniettemin is extravasatie van chemotherapie een ernstige complicatie waarbij langdurige behandeling geïndiceerd is.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:319–24)

Lees verder

Radiatie-geïnduceerde atherosclerose bij een patiënt met larynxcarcinoom

NTVO - 2019, nummer 7, november 2019

drs. A.W. Wenmakers , drs. S. van den Bosch , dr. J. Wilbers , dr. T. Dijkema , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders

SAMENVATTING

Radiatie-geïnduceerde atherosclerose is een late toxiciteit van radiotherapie op grote en middelgrote bloedvaten. Er zijn sterke aanwijzingen dat hoofd-halskankerpatiënten behandeld met radiotherapie een verhoogd risico hebben op een herseninfarct of TIA op basis van atherosclerose. Heden ten dage is de vijfjaarsoverleving bij deze patiëntengroep 45%, wat meer dan een verdubbeling is ten opzichte van de afgelopen decennia. Atherosclerose zal derhalve van invloed kunnen zijn op de morbiditeit en mortaliteit binnen deze patiëntengroep. Deze casus is een voorbeeld van radiatie-geïnduceerde atherosclerose van de arteria carotis na radiotherapie vanwege een larynxcarcinoom 16 jaar eerder.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:276–80)

Lees verder

SMART-syndroom

NTVO - 2019, nummer 7, november 2019

drs. C.M.C. Lemmens , dr. M.J. Vos , prof. dr. M.J.B. Taphoorn , dr. R.E. Hagenbeek

SAMENVATTING

Het ‘SMART-syndroom’, een acroniem voor ‘stroke-like migraine attacks after radiation therapy’, betreft een relatief zeldzame late complicatie van cerebrale radiotherapie bij gliomen. Hierbij treedt jaren na bestraling van de hersentumor bij het merendeel van de patiënten progressieve hoofdpijn op, gevolgd door een spectrum aan unilaterale neurologische uitval tot epileptische insulten. Beeldvorming met MRI-hersenen toont bij deze patiënten verhoogde T2-gewogen signaalintensiteit corticaal met zwelling en contrastlekkage ter plaatse. Bij het stellen van de diagnose dient met name tumorrecidief te worden uitgesloten, hoewel ook andere aandoeningen een vergelijkbaar klinisch beeld kunnen geven. Doorgaans betreft het SMART-syndroom een benigne aandoening die spontaan in remissie treedt binnen enkele maanden. Behandeling dient vooral te zijn gericht op symptoombestrijding en ondersteuning in herstel. De volgende ziektebeschrijving illustreert het optreden van het SMART-syndroom bij een patiënt acht jaar na radiotherapie voor een ganglioneuroblastoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:271–5)

Lees verder

Auto-immuunbijwerkingen bij de behandeling van gemetastaseerd melanoom: ‘case report’ van een patiënt met milde klachten, maar ernstige bijwerkingen

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. M.K. van der Kooij , E.M.E. Verdegaal , dr. M. Slingerland , dr. F.M. Speetjens , prof. dr. S.H. van der Burg , dr. H.W. Kapiteijn

SAMENVATTING

De incidentie van gemetastaseerd huidmelanoom is de laatste jaren sterk toegenomen. Er zijn veel nieuwe (immuun)therapieën voor de behandeling van deze ziekte. Auto-immuunreacties treden hierbij relatief vaak op. In dit artikel wordt een patiënt beschreven met gemetastaseerd melanoom die werd behandeld met de combinatie van anti-PD1- en anti- CTLA4-immuuntherapie. Na twee kuren voelde de patiënt zich relatief goed en had hij weinig klachten, toch bleek hij bij routinecontrole een thyreoïditis en hepatitis te hebben. Negen weken na de start van de combinatietherapie was de ziekte progressief, waarop patiënt overstapte naar doelgerichte therapie met BRAF- en MEK-remmers. Twintig weken later was de ziekte opnieuw progressief, waarna de patiënt startte met een andere immuuntherapie, namelijk adoptieve T-celtherapie. De ziekte stabiliseerde en uiteindelijk trad zelfs een complete respons op. Hoewel de eerdere auto-immuunbijwerkingen onder controle bleven, ontwikkelde de patiënt binnen enkele weken een indrukwekkend vitiligobeeld. Aan de hand van deze casus wordt geïllustreerd dat een objectieve respons kan worden bereikt door middel van adoptieve T-celtherapie na progressie van ziekte op de standaardbehandelingen. Daarnaast is strenge monitoring van patiënten met gemetastaseerd melanoom die worden behandeld met doelgerichte therapie en immuuntherapie geïndiceerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:238–43)

Lees verder

Doel gemist bij doelgerichte therapie

NTVO - 2019, nummer 5, july 2019

dr. M.P. Dierselhuis , prof. dr. C.M. Zwaan

SAMENVATTING

Met de komst van nieuwe moleculaire technieken en de brede toepasbaarheid daarvan, worden steeds meer nieuwe aangrijpingspunten (‘targets’) geïdentificeerd die een mogelijke rol kunnen spelen in de oncogenese. Een deel van deze ‘targets’ is tumor-specifiek en is een belangrijk aangrijpingspunt voor doelgerichte therapie, een ander deel wordt in wisselende frequentie in verschillende tumoren aangetoond. Sommige afwijkingen zijn tumor-drijvend, terwijl andere niet of beperkt bijdragen aan de oncogenese. Behandeling van patiënten met nieuwe middelen voor doelgerichte therapie in onderzoeksverband of daarbuiten heeft tot meerdere successen geleid. In dit artikel wordt een casus beschreven van een 4-jarig meisje met melanoom, bij wie bij een aangetoonde NTRK-mutatie, NTRK-remming geen effect had. Bij opnieuw biopteren van de primaire tumor was de eerder gevonden mutatie niet meer aantoonbaar, hetgeen een verklaring kan zijn voor het ontbreken van respons op de therapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:190–3)

Lees verder