overzichtsartikelen

Het pancreascarcinoom: toch niet immuun voor therapie? Ontwikkelingen in de immuuntherapie voor ductaal adenocarcinoom van het pancreas

NTVO - 2019, nummer 8, december 2019

drs. S.P. Lau , drs. F. Dammeijer , prof. dr. C.H.J. van Eijck

SAMENVATTING

Het pancreas ductaal adenocarcinoom (PDAC) staat bekend om zijn resistentie voor de huidige therapeutische behandelingen en zijn slechte prognose. Chirurgie en nieuwe chemotherapeutische ontwikkelingen zijn niet in staat om de overleving sterk te verbeteren. Alhoewel immuuntherapie spectaculaire resultaten heeft geleverd in verschillende typen kankers, blijven de successen bij PDAC uit. Tumor-intrinsieke factoren die specifiek zijn voor PDAC dragen bij aan de agressieve aard van de tumor en kunnen verklaring bieden voor de resistentie van immuuntherapie. In dit overzichtsartikel worden de tumorbiologie van PDAC besproken en wordt uitgelegd hoe immuuntherapie bij dit type tumor succesvol zou kunnen worden geïmplementeerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:309–16)

Lees verder

Moleculaire tumorboards als instrument om de toepassing van moleculaire diagnostiek voor patiënten met kanker te optimaliseren: een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen, uitdagingen en ambities van zorgprofessionals en patiënten

NTVO - 2019, nummer 7, november 2019

drs. A.E.C.A.B. Willemsen , dr. S. Krausz , prof. dr. M.J.L. Ligtenberg , prof. dr. K. Grünberg , prof. dr. H.J.M. Groen , prof. dr. E.E. Voest , prof. dr. E. Cuppen , prof. dr. C.M.L. van Herpen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven

SAMENVATTING

Vanwege technologische vooruitgang in moleculaire tumordiagnostiek en een toename in het aantal doelgerichte therapieën, zijn moleculaire tumorboards (MTB’s) opgezet om deze gegevens te interpreteren en klinische aanbevelingen te doen. Niet alle kankerpatiënten hebben toegang tot moleculaire diagnostiek en advies van een MTB. Dit onderzoek bestudeert de uitdagingen waar MTB-deelnemers mee te maken hebben, met als doel om in de toekomst de toegang tot MTB’s en de door hen geadviseerde medicatie te optimaliseren. Verschillende belanghebbenden in Nederland werden geïnterviewd over hun ervaringen met een MTB. Het betreft een kwalitatief onderzoek op basis van ‘template analysis’. De meeste professionals in de gezondheidszorg in de oncologie en de patiëntenfederatie onderstrepen het belang van een MTB, omdat dit biologische aanwijzingen kan leveren voor rationele behandelmogelijkheden, optimale deelname aan klinische onderzoeken en interdisciplinaire kennisoverdracht. Zorgverzekeraars en financiële managers zijn bezorgd over de toenemende kosten. Registraties om het klinische voordeel van MTB’s te beoordelen, richtlijnen voor kwaliteitscontrole, financiële overeenkomsten en logistieke middelen ontbreken. Concluderend kunnen MTB’s een belangrijke impact hebben op de patiëntenzorg, maar de nationale organisatie en coördinatie van MTB’s en een register van moleculaire en klinische gegevens zijn belangrijke aandachtspunten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:264–70)

Lees verder

Continue versus intermitterende behandeling als eerstelijnschemotherapie voor HER2-negatief gemetastaseerd mammacarcinoom

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. A.K.M. Claessens , dr. M.E.M.M. Bos , dr. M. Lopez-Yurda , J.M. Bouma , prof. dr. V.C.G. Tran-Heijnen , dr. F.L.G. Erdkamp

SAMENVATTING

Internationale richtlijnen voor gemetastaseerd mammacarcinoom adviseren chemotherapie te continueren totdat er progressie van ziekte dan wel onacceptabele toxiciteit ontstaat. Dit advies is echter onderbouwd met literatuur die grotendeels gedateerde behandelregimes omvat. De Nederlandse Stop&Go-studie vergeleek een intermitterend chemotherapieschema met tweemaal vier kuren (tweede reeks van vier bij progressie ≥3 maanden) ten opzichte van een continu schema van acht opeenvolgende kuren zowel in de eerste als in tweede chemotherapielijn van patiënten met een HER2-negatief op afstand gemetastaseerd mammacarcinoom. Het primaire doel was non-inferioriteit van het intermitterende regime ten opzichte van het continue regime te evalueren, gemeten aan de hand van progressievrije overleving in de eerste behandellijn. Overige uitkomstmaten omvatten totale overleving, effectiviteit van de tweede lijn en kwaliteit van leven. Het intermitterende schema bleek niet non-inferieur met betrekking tot de eerstelijns- progressievrije overleving ten opzichte van het continue schema (hazardratio (HR) 1,17; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,88–1,57; non-inferioriteitsmarge 1,34). Resultaten voor totale overleving ondersteunen deze conclusie (HR 1,38; 95%-BI 1,00–1,91). Derhalve kan een intermitterend schema niet worden aanbevolen als een nieuwe behandelentiteit en sluit hiermee aan bij de reeds bestaande literatuur en richtlijnadviezen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:216–23)

Lees verder

Landelijke variatie in het behandeladvies bij het multidisciplinair overleg van patiënten met niet-kleincellig longkanker

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

O. Candiff , dr. I. Walraven , dr. P. Berkhout , dr. R. Damhuis , prof. dr. E.F. Smit , dr. J.S.A. Belderbos

SAMENVATTING

Achtergrond: Het behandeladvies voor longkankerpatiënten wordt gevormd tijdens een multidisciplinair overleg (MDO) aan de hand van de expertise van specialisten, richtlijnen en patiënt- en tumorkarakteristieken. Ondanks de beschikbaarheid van een nationale richtlijn, zijn de behandelcriteria voor patiënten met niet-kleincellig longkanker (NSCLC) niet altijd duidelijk. In de praktijk zorgt dit mogelijk voor variatie in het behandelvoorstel naar aanleiding van long- MDO’s. Het doel van dit onderzoek is om de bestaande variatie in behandeladvies binnen de long- MDO’s in Nederland te onderzoeken bij stadium III-IV NSCLC-patiënten. Daarnaast worden de patiënt- en tumorkarakteristieken in kaart gebracht die hierin een belangrijke rol spelen.

Methode: Dit kwalitatieve onderzoek is uitgevoerd tijdens negen long- MDO’s in ziekenhuizen in Nederland. Drie bestaande patiëntencasus zijn geselecteerd en ingebracht in de long-MDO’s met een verwijsbrief met alle benodigde geanonimiseerde klinische gegevens en beeldvorming. Alle patiënten hadden een goede conditie (WHO 0-1). Van de long-MDO’s zijn audio-opnamen gemaakt. Analyse van de audio-opnamen is gedaan door middel van open en gesloten codeertechnieken.

Resultaten: Eén van de negen onderzochte long-MDO’s is om technische redenen afgevallen. Tijdens de acht overgebleven long-MDO’s zijn 24 behandelvoorstellen geformuleerd waaruit in totaal 11 verschillende behandeladviezen naar voren zijn gekomen. De meeste variatie werd gevonden in het behandeladvies bij een oudere patiënt. De patiëntkarakteristieken ‘fysieke conditie’ en ‘leeftijd’ werden in deze casus significant vaker genoemd ten opzichte van de andere casus en vormden respectievelijk 9,2% en 7,9% van de coderingen.

Conclusie: Er bestaat variatie in het behandeladvies gegeven in long- MDO’s bij stadium III en IV NSCLC-patiënten in Nederland. Een hoge leeftijd en de fysieke conditie van een patiënt lijken een belangrijke reden te zijn om af te wijken van de landelijke richtlijn.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:224–31)

Lees verder

De waarde van een D3-lymfadenectomie en complete mesocolische excisie bij een colonresectie wegens coloncarcinoom

NTVO - 2019, nummer 5, july 2019

drs. S.L. van der Storm , dr. F.C. den Boer

SAMENVATTING

Met complete mesocolische excisie (CME) wordt de primaire tumor gereseceerd met een intacte envelop van het mesocolon, waarin zich het gehele regionale drainagegebied met mogelijke lymfekliermetastasen bevindt. Dit wordt bereikt door een nauwkeurige dissectie tussen de mesocolische en de retroperitoneale fascie. De CME-procedure vereist ook een centrale vasculaire ligatie (CVL) bij de oorsprong van de arteriën om de centrale lymfeklieren te verwijderen en een maximale oogst van regionale lymfeklieren te waarborgen. Vanwege het vóórkomen van skip-metastasering in D3-lymfeklierstations bestaat er een kans op ‘understaging’ met conventionele chirurgie. In dit overzichtsartikel zijn 19 retro- en prospectieve onderzoeken geïncludeerd, waarvan er 10 CME met conventionele chirurgie hebben vergeleken. Er werden geen verschillen in mortaliteit, morbiditeit en functionele klachten geobserveerd tussen CME en conventionele chirurgie. Met CME werd een verbetering gevonden van 9–17% in de vijfjaars- totale overleving en 8–12% in de vijfjaars- ziektevrije overleving. CME met CVL lijkt dus geassocieerd met verbeterde oncologische uitkomsten op lange termijn en is qua morbiditeit en mortaliteit vergelijkbaar met conventionele chirurgie. Door het ontbreken van sterk bewijs zijn echter ‘randomized controlled trials’ noodzakelijk om te bewijzen dat CME werkelijk tot betere langetermijnresultaten leidt.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:176–85)

Lees verder

De rol van selectieve inwendige radiotherapie (SIRT) bij de behandeling van het hepatocellulair carcinoom

NTVO - 2019, nummer 5, july 2019

prof. dr. O.M. van Delden , drs. T.A. Labeur , dr. R.B. Takkenberg , dr. H.J. Klümpen

SAMENVATTING

Selectieve inwendige radiotherapie (SIRT) staat de laatste jaren sterk in de belangstelling als mogelijke behandeling voor ‘advanced stage’-HCC en ‘intermediate stage’-HCC. Twee ‘randomized controlled trials’ (RCT’s) waarin SIRT met systemische behandeling wordt vergeleken, laten geen verschil in overleving zien, maar wel een verschil in bijwerkingen in het voordeel van SIRT. De voorlopige resultaten van een RCT waarin SIRT + systemische behandeling wordt vergeleken met systemische behandeling laten evenmin een verschil in overleving zien. Er zijn geen gegevens uit goede RCT’s beschikbaar waarin SIRT met TACE wordt vergeleken voor de behandeling van ‘intermediate stage’-HCC. De toekomstige plaats van SIRT bij de behandeling van HCC zal afhangen van verdere (subgroep)analyses en de ontwikkelingen op het gebied van systemische behandeling.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:186–9)

Lees verder

Second opinions op verzoek van de patiënt – de visie van medisch oncologen en hematologen

NTVO - 2019, nummer 4, june 2019

dr. M.A. Hillen , prof. dr. E.M.A. Smets , drs. F.J.S.H. Woei-A-Jin , drs. P.E.A. van Maarschalkerweerd , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , dr. D.W. Sommeijer

Samenvatting

Doel:Het aantal second opinions op verzoek van de patiënt lijkt toe te nemen. Een gedegen discussie is nodig over de toegevoegde waarde en goede inrichting van de praktijk rondom second opinions. Daartoe werden de attitudes van medisch oncologen en hematologen ten opzichte van second opinions en hun ideeën ter verbetering van de second opinion-praktijk in kaart gebracht.

Methoden:Kwalitatieve semi-gestructureerde interviews met een gevarieerde steekproef van medisch oncologen en hematologen (n=26) rondom het uitvoeren van en verwijzen voor second opinions. Twee onderzoekers codeerden alle interviews onafhankelijk, waarna de gegevens inductief werd geanalyseerd, zonder vooropgezet theoretisch kader.

Resultaten:Meningen over de medisch toegevoegde waarde van second opinions op verzoek van de patiënt liepen sterk uiteen. Op het psychologische en relationele vlak zagen veel geïnterviewden wel meerwaarde voor de patiënt. Deze meerwaarde woog volgens enkelen op tegen de kosten van second opinions, maar voor anderen niet. Verschillende suggesties werden gedaan om het aantal second opinions terug te brengen, zoals selectie van second opinion-verzoeken vooraf of telefonische consulten.

Discussie:Mogelijkheden om de psychologische en medische opbrengst van second opinions te vergroten en om het aantal onnodige second opinions terug te brengen verdienen nader onderzoek.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:131–8)

Lees verder