overzichtsartikelen

Organoïden als in-vitromodel: mini-organen in het laboratorium

NTVO - 2018, nummer 7, november 2018

drs. E. Driehuis , prof. dr. H. Clevers

Samenvatting

Het groeien van organoïden, driedimensionale (3D) structuren gekweekt vanuit adulte, embryonale of geïnduceerde pluripotente stamcellen (respectievelijk ASC’s, ESC’s of iPSC’s), wordt steeds meer toegepast in wetenschappelijk onderzoek. Organoïden behouden zowel structurele als functionele eigenschappen van het orgaan waaruit ze zijn gekweekt en kunnen worden gegroeid uit vele verschillende organen, gezond of ziek. Deze kweekmethode biedt de mogelijkheid om functies van weefsels van individuele patiënten te onderzoeken in het laboratorium. Daarom kan dit model, dat kan worden gezien als ‘missing link’ tussen 2D-cellijnen en proefdiermodellen, een brug slaan tussen fundamenteel laboratoriumonderzoek en de behandeling van patiënten. Voor deze toepassing zijn vooral ASC-organoïden geschikt. Organoïden gegroeid vanuit patiëntenweefsel in het laboratorium lijken te voorspellen of de patiënt gaat reageren op bepaalde medicijnen. Dit is reeds aangetoond voor cystische fibrose, terwijl een groeiend aantal studies ook toepassing bij oncologische patiënten ondersteunt. Zo laat recent werk zien dat geneesmiddelgevoeligheid van tumor-organoïden in het laboratorium overeenkomt met de respons van de tumor in de kliniek. Dit gegeven impliceert dat organoïden een waardevolle rol kunnen spelen bij ‘personalized’ kankerbehandeling.

In dit artikel geven wij een overzicht wat organoïden zijn, welke toepassingen ze hebben en hoe deze techniek – in onze ogen – kan bijdragen aan het oncologisch onderzoek.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:244–51)

Lees verder

Immuuntherapie en het hepatocellulair carcinoom

NTVO - 2018, nummer 6, september 2018

L. Noordam , dr. J. Kwekkeboom , prof. dr. R.A. de Man , dr. D. Sprengers

Samenvatting

Het hepatocellulair carcinoom (HCC) heeft als chemorefractaire maligniteit gelimiteerde behandelmogelijkheden. Immuuntherapie maakt een snelle opmars en met name de immuun-checkpoint-remmers worden steeds meer gebruikt als standaardbehandeling voor solide tumoren. De unieke immuuntolerante omgeving in de lever biedt zowel kansen als uitdagingen voor immuuntherapie. Aangezien vaak reeds sprake is van vergevorderde leverschade is er tegelijkertijd angst voor immuungerelateerde hepatotoxiciteit. Naast immuun-checkpoint ‘targeting’ zijn er andere ontwikkelingen binnen de immuuntherapie voor HCC die zich in vergevorderd stadium van klinische implementatie bevinden. Het effect van adoptieve celtherapie en therapeutische vaccinatie met oncolytische virussen wordt in grote studies geëvalueerd. Dit manuscript beschrijft de stand van zaken van deze ontwikkelingen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:210–17)

Lees verder

Tumorpredispositiesyndromen bij kinderen met kanker

NTVO - 2018, nummer 5, august 2018

drs. F.A.M. Postema , dr. S.M.J. Hopman , prof. dr. R.C. Hennekam , dr. J.H.M. Merks

Samenvatting

Ongeveer 10% van de kinderen met kanker heeft een tumorpredispositiesyndroom (TPS). Herkenning van TPS’en bij kinderen met kanker is van grote klinische relevantie. Zo wordt bij sommige TPS’en een aangepaste kankerbehandeling geadviseerd. Ook zijn er niet-kankergerelateerde kenmerken en symptomen die aandacht en mogelijk behandeling behoeven. Het herkennen van een TPS is moeilijk, de helft van de TPS’en zijn niet bekend ten tijde van de diagnose van de kanker. De diagnose TPS wordt bij voorkeur gesteld door een klinisch geneticus. Het is echter niet mogelijk om alle kinderen met kanker naar de klinisch geneticus te verwijzen. Daarom hebben wij een screeningsinstrument ontwikkeld, bestaande uit een scoreformulier, foto’s en een beoordeling van twee klinisch genetici. Met dit screeningsinstrument wordt bij alle kinderen met kanker de mogelijkheid van een TPS overwogen en alleen die groep met een hogere kans op een TPS verwezen naar de klinisch geneticus.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:167–74)

Lees verder

Cytoreductie en HIPEC bij neoadjuvant voorbehandeld ovariumcarcinoom

NTVO - 2018, nummer 4, june 2018

drs. P.H.J. Hemmer

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:126)

Lees verder

De rol van HIPEC in de behandeling van het ovariumcarcinoom

NTVO - 2018, nummer 4, june 2018

drs. S.N. Koole , prof. dr. G.S. Sonke , dr. W.J. van Driel

Samenvatting

Meer dan 75% van de patiënten met ovariumcarcinoom heeft ten tijde van de diagnose metastasen op het peritoneum. Ondanks maximale behandeling met resectie van alle zichtbare tumoren en (neo)adjuvante intraveneuze chemotherapie, bedraagt de kans op een recidief binnen twee jaar 80%. De vijfen tienjaarsoverleving van patiënten met een hoog stadium ovariumcarcinoom in Nederland zijn 38% en 27%. Nieuwe behandelstrategieën gericht op een langer ziektevrij interval, minder recidieven en betere overleving zijn daarom van groot belang.

Het toevoegen van intraperitoneale (IP) chemotherapie aan de reguliere intraveneuze chemotherapie geeft een verbeterde overleving na een primaire ‘debulking’ bij patiënten met ovariumcarcinoom stadium III. Deze behandeling gaat echter gepaard met meer gastro-intestinale en renale bijwerkingen dan intraveneuze chemotherapie en geeft bovendien kans op kathetergerelateerde complicaties. Veel patiënten stoppen daardoor vroegtijdig met deze intraperitoneale behandeling. Hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) is een andere methode om chemotherapie intraperitoneaal toe te dienen. Hierbij wordt tijdens de operatie eenmalig gespoeld met verwarmde chemotherapie.

In andere Europese landen wordt HIPEC al geruime tijd toegepast bij patiënten met ovariumcarcinoom, hoewel gerandomiseerde studies naar de effectiviteit en veiligheid tot voor kort ontbraken. De OVHIPEC-studie is een Nederlandse gerandomiseerde studie naar het effect van HIPEC bij vrouwen met een FIGO-stadium III-ovariumcarcinoom en een indicatie voor interval-’debulking’ na neoadjuvante chemotherapie. De toename in recidiefvrije en totale overleving na HIPEC die deze studie liet zien, vormt de basis voor implementatie van HIPEC voor deze specifieke groep patiënten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:127–33)

Lees verder

Kwaliteit van de zorg voor patiënten met een glioom: de praktijk getoetst

NTVO - 2018, nummer 4, june 2018

ir. M.A. de Peuter , L. van Baest , drs. H.P. Bienfait , K. Dujardin , drs. M.C.J. Hanse , dr. M.J. Vos , dr. F.Y.F.L. de Vos , drs. V.K.Y. Ho , dr. J.M.M. Gijtenbeek

Samenvatting

In 2014 formuleerde de Landelijke Werkgroep Neuro-Oncologie (LWNO) kwaliteitscriteria voor diagnose, behandeling en begeleiding van patiënten met een primaire hersentumor (glioom). Vorig jaar vond een evaluatie van de klinische praktijk plaats aan de hand van deze criteria, waaraan 59 ziekenhuizen deelnamen. De resultaten tonen belangrijke verschuivingen in de zorg sinds de introductie van de kwaliteitscriteria. De zorg is gecentraliseerd: terwijl in 2014 nog 78% van de respondenten aangaf zich bezig te houden met de complexe zorg aan patiënten met een glioom, is dit percentage in 2017 nog maar 46%. Tegelijkertijd blijkt de verdere professionalisering van het neuro-oncologisch veld uit de toegenomen samenwerking tussen ziekenhuizen. In alle ziekenhuizen die neuro-oncologische zorg aanbieden, worden patiënten in een multidisciplinair overleg (MDO) besproken. Hierbij is het aantal MDO’s dat jaarlijks ten minste 50 nieuwe glioompatiënten bespreekt, gestegen van 56% naar 78%. De screening naar beperkingen en kwaliteit van leven bij patiënten en behoefte aan psychosociale zorg bij patiënten en hun naasten blijft in de meeste ziekenhuizen nog achter, evenals de inrichting van een neuro-oncologisch zorgpad en een spreekuur van de neuro-oncologieverpleegkundige. Inmiddels heeft de LWNO initiatieven in gang gezet om deze punten te verbeteren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:134–40)

Lees verder

Glioomdiagnostiek: van klassieke histopathologie naar moleculaire classificatie

NTVO - 2018, nummer 3, may 2018

prof. dr. M.J. van den Bent

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:81–2)

Lees verder