overzichtsartikelen

(Over)leven met en na kanker: patiënten ervaren langdurige gevolgen van kanker en de behandeling

NTVO - 2020, nummer 2, april 2020

dr. S. Oerlemans , dr. K. de Ligt , dr. M.J. Velthuis , prof. dr. S. Siesling , prof. dr. P.C. Huijgens , prof. dr. L.V. van de Poll-Franse , dr. N. Ezendam

SAMENVATTING

In Nederland leven momenteel meer dan 800.000 mensen met of na kanker en dit aantal neemt toe. Zij kunnen te maken krijgen met uiteenlopende gevolgen van kanker en de behandeling, zowel op lichamelijk, emotioneel, psychosociaal als maatschappelijk vlak. Deze gevolgen zijn ingrijpend en vaak blijvend van aard. Ten minste een kwart van de mensen die leeft met of na kanker ervaart – ook langere tijd na behandeling – angst, vermoeidheid en problemen met seksualiteit. In vergelijking met een normpopulatie van dezelfde leeftijd en geslacht zijn meer dan twee keer zo vaak neuropathie (14% versus 4%), sociale belemmeringen (13% versus 5%) en angstklachten (30% versus 12%) gerapporteerd. Door binnen de gezondheidszorg consequent aandacht te hebben voor deze gevolgen, zowel tijdens als na het behandeltraject, kunnen we mensen die leven met en na kanker zo goed mogelijke ondersteuning bieden. Aandacht voor gevolgen omvat daarbij zowel het geven van voldoende informatie, het tijdig signaleren, het ondersteunen als ook het behandelen van gevolgen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:49–57)

Lees verder

Praktijkvariatie in de eerstelijns- systemische behandeling bij het gemetastaseerd oesofagus- en maagcarcinoom

NTVO - 2020, nummer 2, april 2020

dr. W.P.M. Dijksterhuis , dr. R.H.A. Verhoeven , dr. M. Slingerland , dr. N. Haj Mohammad , drs. J. de Vos-Geelen , dr. L.V. Beerepoot , dr. T. van Voorthuizen , dr. G.J. Creemers , dr. M.G. van Oijen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven

SAMENVATTING

Voor patiënten met een gemetastaseerd oesofagusof maagcarcinoom zijn geen curatieve behandelmogelijkheden. Palliatieve systemische therapie kan de overleving en kwaliteit van leven verbeteren. Tot op heden is er geen consensus over welke eerstelijns- systemische behandeling de voorkeur heeft. Bij retrospectief onderzoek naar het gebruik van palliatieve systemische therapie in een cohort van 2.204 Nederlandse patiënten blijkt er met 45 verschillende toegepaste schema’s een grote praktijkvariatie te zijn. Patiënten die werden behandeld met doubletchemotherapie hadden eenzelfde overleving, maar minder kans op toxiciteit vergeleken met patiënten die tripletchemotherapie kregen. Monotherapie was geassocieerd met een significant slechtere overleving en bovendien een slechts beperkte reductie in de kans op toxiciteit vergeleken met doubletchemotherapie. Gebaseerd op deze resultaten verdient doubletchemotherapie de voorkeur boven tripletchemotherapie met het oog op zowel gelijke overleving als verminderde toxiciteit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:58–65)

Lees verder

Adjuvante behandeling van hoogrisico- endometriumcarcinoom: update van recente gerandomiseerde studies

NTVO - 2020, nummer 1, february 2020

dr. S.M. de Boer , dr. R.A. Nout , prof. dr. C.L. Creutzberg

SAMENVATTING

Endometriumcarcinoom (EC) wordt meestal in een vroeg stadium ontdekt door vroeg optreden van symptomen als postmenopauzaal vaginaal bloedverlies. Slechts 15–20% van de patiënten heeft een slechtere prognose door een hoger risico op afstandsmetastasen en ziektegerelateerd overlijden. Hoogrisico-EC (HREC) omvat zowel stadium I-II-tumoren met ongunstige prognostische kenmerken als meer gevorderde tumorstadia en verschillende histologische subtypen en is derhalve een heterogene groep. Er bestaat veel discussie over de adjuvante behandeling. Recentelijk zijn de resultaten van drie grote gerandomiseerde studies (PORTEC-3, GOG-249 en GOG-258) gepubliceerd. In dit overzichtsartikel worden deze drie studies samen met resultaten uit eerdere onderzoeken besproken en in perspectief geplaatst.

De PORTEC-3-studie toonde voor patiënten met HREC een significante verbetering in totale en progressievrije overleving met het toevoegen van chemotherapie aan radiotherapie (CTRT) vergeleken met radiotherapie alleen (RT). Voor stadium I-II-HREC geeft RT van het bekken een goede locoregionale controle en wordt geen klinisch relevante verbetering van de progressievrije overleving en totale overleving gezien met CTRT in zowel de PORTEC-3- als de GOG-249-studie. Voor patiënten met stadium III en/of sereus type EC geeft CTRT een significante winst in totale en progressievrije overleving. Ten opzichte van behandeling met chemotherapie alleen geeft CTRT een betere locoregionale controle bij patiënten met stadium III/IV-EC (GOG-258-studie). CTRT gaat gepaard met een hogere kans op toxiciteit en een verminderde kwaliteit van leven tijdens en na de behandeling, vooral door sensorische neuropathie. Het blijft daarom belangrijk om met elke individuele patiënt de afweging te maken. Translationeel onderzoek zal in de toekomst helpen de behandeling van HREC-patiënten meer te individualiseren waardoor onder- en overbehandeling kan worden voorkomen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:4–10)

Lees verder

Recente ontwikkelingen in de fluorescentie-geleide chirurgie

NTVO - 2020, nummer 1, february 2020

F.B. Achterberg , dr. A.L. Vahrmeijer , dr. Q.J.R.G. Tummers

SAMENVATTING

Onderzoek naar fluorescentie-geleide chirurgie heeft in het afgelopen decennium een grote vlucht genomen. Niet-specifieke fluorescente contrastmiddelen worden bestudeerd voor zowel oncologische als niet-oncologische chirurgische indicaties. Het gebruik van tumorspecifieke contraststoffen heeft als doel om de doelmatigheid van de behandeling en het uiteindelijke voordeel voor de patiënt te vergroten. Enkele van deze stoffen worden momenteel onderzocht in internationale, gerandomiseerde onderzoeken. Verwacht wordt dat zowel tumorspecifieke als niet-specifieke fluorescentie-geleide chirurgie een vaste plek gaat krijgen binnen de oncologische zorg.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:11–6)

Lees verder

Het pancreascarcinoom: toch niet immuun voor therapie? Ontwikkelingen in de immuuntherapie voor ductaal adenocarcinoom van het pancreas

NTVO - 2019, nummer 8, december 2019

drs. S.P. Lau , drs. F. Dammeijer , prof. dr. C.H.J. van Eijck

SAMENVATTING

Het pancreas ductaal adenocarcinoom (PDAC) staat bekend om zijn resistentie voor de huidige therapeutische behandelingen en zijn slechte prognose. Chirurgie en nieuwe chemotherapeutische ontwikkelingen zijn niet in staat om de overleving sterk te verbeteren. Alhoewel immuuntherapie spectaculaire resultaten heeft geleverd in verschillende typen kankers, blijven de successen bij PDAC uit. Tumor-intrinsieke factoren die specifiek zijn voor PDAC dragen bij aan de agressieve aard van de tumor en kunnen verklaring bieden voor de resistentie van immuuntherapie. In dit overzichtsartikel worden de tumorbiologie van PDAC besproken en wordt uitgelegd hoe immuuntherapie bij dit type tumor succesvol zou kunnen worden geïmplementeerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:309–16)

Lees verder

Moleculaire tumorboards als instrument om de toepassing van moleculaire diagnostiek voor patiënten met kanker te optimaliseren: een kwalitatief onderzoek naar de ervaringen, uitdagingen en ambities van zorgprofessionals en patiënten

NTVO - 2019, nummer 7, november 2019

drs. A.E.C.A.B. Willemsen , dr. S. Krausz , prof. dr. M.J.L. Ligtenberg , prof. dr. K. Grünberg , prof. dr. H.J.M. Groen , prof. dr. E.E. Voest , prof. dr. E. Cuppen , prof. dr. C.M.L. van Herpen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven

SAMENVATTING

Vanwege technologische vooruitgang in moleculaire tumordiagnostiek en een toename in het aantal doelgerichte therapieën, zijn moleculaire tumorboards (MTB’s) opgezet om deze gegevens te interpreteren en klinische aanbevelingen te doen. Niet alle kankerpatiënten hebben toegang tot moleculaire diagnostiek en advies van een MTB. Dit onderzoek bestudeert de uitdagingen waar MTB-deelnemers mee te maken hebben, met als doel om in de toekomst de toegang tot MTB’s en de door hen geadviseerde medicatie te optimaliseren. Verschillende belanghebbenden in Nederland werden geïnterviewd over hun ervaringen met een MTB. Het betreft een kwalitatief onderzoek op basis van ‘template analysis’. De meeste professionals in de gezondheidszorg in de oncologie en de patiëntenfederatie onderstrepen het belang van een MTB, omdat dit biologische aanwijzingen kan leveren voor rationele behandelmogelijkheden, optimale deelname aan klinische onderzoeken en interdisciplinaire kennisoverdracht. Zorgverzekeraars en financiële managers zijn bezorgd over de toenemende kosten. Registraties om het klinische voordeel van MTB’s te beoordelen, richtlijnen voor kwaliteitscontrole, financiële overeenkomsten en logistieke middelen ontbreken. Concluderend kunnen MTB’s een belangrijke impact hebben op de patiëntenzorg, maar de nationale organisatie en coördinatie van MTB’s en een register van moleculaire en klinische gegevens zijn belangrijke aandachtspunten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:264–70)

Lees verder

Continue versus intermitterende behandeling als eerstelijnschemotherapie voor HER2-negatief gemetastaseerd mammacarcinoom

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. A.K.M. Claessens , dr. M.E.M.M. Bos , dr. M. Lopez-Yurda , J.M. Bouma , prof. dr. V.C.G. Tran-Heijnen , dr. F.L.G. Erdkamp

SAMENVATTING

Internationale richtlijnen voor gemetastaseerd mammacarcinoom adviseren chemotherapie te continueren totdat er progressie van ziekte dan wel onacceptabele toxiciteit ontstaat. Dit advies is echter onderbouwd met literatuur die grotendeels gedateerde behandelregimes omvat. De Nederlandse Stop&Go-studie vergeleek een intermitterend chemotherapieschema met tweemaal vier kuren (tweede reeks van vier bij progressie ≥3 maanden) ten opzichte van een continu schema van acht opeenvolgende kuren zowel in de eerste als in tweede chemotherapielijn van patiënten met een HER2-negatief op afstand gemetastaseerd mammacarcinoom. Het primaire doel was non-inferioriteit van het intermitterende regime ten opzichte van het continue regime te evalueren, gemeten aan de hand van progressievrije overleving in de eerste behandellijn. Overige uitkomstmaten omvatten totale overleving, effectiviteit van de tweede lijn en kwaliteit van leven. Het intermitterende schema bleek niet non-inferieur met betrekking tot de eerstelijns- progressievrije overleving ten opzichte van het continue schema (hazardratio (HR) 1,17; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,88–1,57; non-inferioriteitsmarge 1,34). Resultaten voor totale overleving ondersteunen deze conclusie (HR 1,38; 95%-BI 1,00–1,91). Derhalve kan een intermitterend schema niet worden aanbevolen als een nieuwe behandelentiteit en sluit hiermee aan bij de reeds bestaande literatuur en richtlijnadviezen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:216–23)

Lees verder