overzichtsartikelen

Kennisagenda’s: wat zijn de belangrijkste thema’s in de oncologie?

NTVO - 2020, nummer 6, september 2020

drs. B.L. de Geest , dr. J. Tra , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders

SAMENVATTING

Niet alle reguliere zorg in Nederland is bewezen effectief. Sommige onderdelen van de zorg worden door professionals en/of patiënten als effectief beschouwd, zonder dat dit wetenschappelijk voldoende onderbouwd is. Zorgevaluatie van veronderstelde maar niet-bewezen effectieve zorg kan leiden tot (de-)implementatie door aanpassing van richtlijnen. Een eerste stap binnen zorgevaluatie is het opstellen van een kennisagenda. Tot en met maart 2019 hebben 21 wetenschappelijke verenigingen een kennisagenda ontwikkeld, waarmee het nu een goed moment is om te inventariseren wat dit heeft opgeleverd en vooral welke overkoepelende thema’s binnen meerdere wetenschappelijke verenigingen spelen. Zeker binnen de oncologie is dit relevant aangezien dit ziektedomein bij uitstek multidisciplinair is. Uit de inventarisatie komen 155 oncologische kennishiaten naar voren. Hiervan viel 37% binnen het thema curatief, 13% binnen het thema beeldvorming, 12% binnen het thema kwaliteit van leven, 11% binnen het thema nazorg, 7% binnen het thema preventie en screening en 6% binnen het thema ‘personalized medicine’. Opvallend is dat tot heden slechts zes onderzoeksvoorstellen gehonoreerd of lopende zijn die betrekking hebben op één van de 155 kennishiaten. Vooralsnog blijven dus veel oncologische kennishiaten niet onderzocht. Het verdient daarom aanbeveling dat bij het toekennen van subsidies voor onderzoek op gebied van de oncologie meer rekening wordt gehouden met de kennisagenda’s. Die zijn immers niet alleen een product van medische en paramedische professionals, maar met nadruk ook van andere ‘stakeholders’ zoals patiëntenverenigingen, de overheid en zorgverzekeraars.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:213-25)

Lees verder

Innovatie door centralisatie voor niertumoren op de kinderleeftijd

NTVO - 2020, nummer 5, august 2020

prof. dr. M.M. van den Heuvel-Eibrink , prof. dr. R.R. de Krijger , Dr. M. van Grotel , prof. dr. J.H.J. Hoeijmakers , dr. T. Israels , dr. C. Janda , dr. ir. H. van Tinteren , dr. A.M.C. Mavinkurve-Groothuis , dr. G.A.M. Tytgat , drs. A.S. Littooij , dr. R.M. Wösten-van Asperen , drs. R. Davila Fajardo , dr. A. Bos , dr. S. Neggers , dr. M.D. van de Wetering , dr. M. Veening , dr. M. Lilien , dr. F. Schutgens , dr. M.C.J. Jongmans , dr. F.L. Bos , drs. R.L. van Ineveld , dr. A.C. Rios , dr. W.P. Vermeij , dr. P. van der Torre , prof. dr. M. Grootenhuis , drs. P. Roy , C. Kempen-van Overbeek , dr. R.P. Kuiper , dr. G.O. Janssens , drs. C.P. van de Ven , prof. dr. H. Clevers , prof. dr. M.H.W.A. Wijnen , dr. J. Drost

SAMENVATTING

Niertumoren representeren 5–6% van alle kankertypen op de kinderleeftijd. De meest voorkomende vorm (85%) betreft nefroblastoom (Wilms-tumor). Zeldzamere tumortypen betreffen onder andere het ‘clear cell’-sarcoom van de nier (CCSK), congenitaal mesoblastisch nefroom (CMN), niercelcarcinoom (RCC) en maligne rhabdoïde tumoren van de nier (MRTK). Nierkanker bij kinderen is reeds lange tijd goed te genezen, maar er zijn subtypen waarbij de overlevingskansen nog steeds zeer slecht zijn. Het ontwikkelen van moleculair gedreven translationeel onderzoek alsmede radiologische, radiotherapeutische en chirurgische innovatie is nodig om de overleving verder te verbeteren. Andere uitdagingen bestaan uit het op non-invasieve wijze discrimineren van tumorsubtypen bij diagnose, het opsporen van kinderen die op basis van hun genetische aanleg een grote kans hebben een niertumor te ontwikkelen en het ontwikkelen van op moleculaire eigenschappen gerichte nieuwe therapie. Tevens wordt reeds gewerkt aan het verminderen van intensieve therapie voor gunstige subtypen, teneinde vroege- en langetermijnschade zo veel mogelijk te beperken.

Nationale centralisatie van expertisezorg voor kinderen met nierkanker, door multidisciplinaire geïntegreerde teams, en de opzet van translationeel wetenschappelijk onderzoek, is sinds november 2014 gerealiseerd in het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie in Utrecht. Dit heeft mede dankzij inbedding in internationale samenwerking de innovatie mogelijk gemaakt die de (kwaliteit van) overleving van kinderen met nierkanker wereldwijd verder zal doen verbeteren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:175-84)

Lees verder

PD-L1 als biomarker voor immuuntherapie: de huidige situatie in Nederland

NTVO - 2020, nummer 5, august 2020

dr. D. Cohen , G.L.J.H. van Leenders , prof. dr. S.M. Willems , dr. J.H. von der Thüsen

SAMENVATTING

Immuuntherapie gericht op de remming van de interactie van ‘programmed cell death protein 1’ (PD-1) en zijn ligand, ‘programmed cell death protein 1-ligand’ (PD-L1), heeft de laatste jaren haar intrede gedaan in de oncologie en wordt inmiddels ook in Nederland in diverse orgaansystemen met succes toegepast. Sommige patiënten (bijv. bij melanomen) komen ongeacht de expressie van PD-L1 in tumorweefsel in aanmerking voor immuuntherapie, maar bij andere tumoren is de indicatiestelling voor anti-PD-1/PD-L1-behandeling, en soms de beslissing met betrekking tot immuuntherapie als monotherapie of in het kader van combinatietherapie (met name met chemotherapie) afhankelijk van de aanwezigheid van PD-L1 in tumorcellen en/of immuuncellen. Dit is tot dusverre het geval voor niet-kleincellig longcarcinoom, urotheelcelcarcinoom, hoofd-halscarcinoom en mammacarcinoom. PD-L1-expressie wordt in deze tumoren bepaald door middel van immuunhistochemie, waarbij de methodiek, het specifieke antilichaam en de gehanteerde afkapwaarden sterk variëren tussen tumortypen en geneesmiddelen. In dit overzichtsartikel wordt de stand van zaken van het Nederlandse testlandschap voor PD-L1 weergegeven, met specifieke aandacht voor verschillende gangbare tumortype-geneesmiddeltestcombinaties.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:185-92)

Lees verder

Ontwikkelingen in de diagnostiek en behandeling van perihilair cholangiocarcinoom

NTVO - 2020, nummer 4, june 2020

L.C. Franken , dr. E. Roos , dr. H.J. Klümpen , prof. dr. J. Verheij , prof. dr. O.M. van Delden , dr. M.R. Meijerink , dr. R.L.J. van Wanrooij , prof. dr. J.E. van Hooft , dr. B.M. Zonderhuis , A. Schoorlemmer MSc, prof. dr. R. Bennink , prof. dr. T.M. van Gulik , prof. dr. G. Kazemier , dr. J.I. Erdmann , dr. R.J. Swijnenburg

SAMENVATTING

Perihilair cholangiocarcinoom (PHC) behoort tot een heterogene groep van galwegtumoren die worden onderverdeeld naar anatomische locatie: intrahepatisch, perihilair en distaal cholangiocarcinoom. De enige curatieve behandeling voor PHC is chirurgisch, meestal bestaande uit een majeure leverresectie gecombineerd met een externe galwegresectie. Verschillende uitdagingen in de diagnostiek en behandeling van patiënten met PHC hebben de afgelopen jaren geleid tot nieuwe ontwikkelingen rondom beeldvorming, biliaire drainage, stadiëring en resectabiliteit. Dit artikel geeft een overzicht van de ontwikkelingen en uitkomsten van chirurgische behandeling van PHC, met een aantal aanbevelingen voor de ‘work-up’ van patiënten. Ook worden verschillende mogelijkheden voor patiënten met PHC besproken die niet in aanmerking komen voor een resectie, zoals levertransplantatie, lokaal ablatieve therapieën en palliatieve systemische therapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:132–9)

Lees verder

Hartschade als een laat effect van de behandeling van kinderkanker

NTVO - 2020, nummer 3, may 2020

drs. E.C. de Baat , drs. J.M. Leerink , drs. R. Merkx , dr. E.A.M. Feijen , H.J.H. van der Pal , prof. dr. L. Kapusta , dr. J. Loonen , dr. W.E.M. Kok , prof. dr. L.C.M. Kremer , dr. A.M.C. Mavinkurve-Groothuis

SAMENVATTING

De overleving van kinderkanker is in de afgelopen jaren duidelijk toegenomen. Als gevolg van de kankerbehandeling kunnen echter late effecten optreden, zoals hartfalen, vroegtijdig kransslagaderlijden en klepafwijkingen, wat gepaard gaat met verhoogde morbiditeit en mortaliteit. Belangrijke risicofactoren voor de ontwikkeling van hartfalen zijn de cumulatieve doseringen van anthracyclines en van radiotherapie. Om morbiditeit te voorkomen en hartfalen tijdig te ontdekken of zelfs te voorkomen, worden ‘survivors’ van kinderkanker met een verhoogd risico regelmatig (afhankelijk van de dosis elke 2,5-5 jaar) onderzocht met echocardiografie en bij het eerste bezoek eenmalig met een elektrocardiografie. Daarnaast is aandacht voor preventie van cardiovasculaire ziekte met leefstijlfactoren van groot belang. Of de conventionele parameters van echocardiografie voldoende geschikt zijn voor het detecteren van hartschade in een vroeg (asymptomatisch) stadium, of dat gevoeligere echoparameters zoals ‘strain’-metingen beter geschikt zijn, is onderwerp van huidig onderzoek. Facetten die in de toekomst mogelijk een verschil kunnen maken, zijn risicostratificatie op basis van genetica, nieuwe bloedbiomarkers en geavanceerde beeldvorming.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:94–9)

Lees verder

(Over)leven met en na kanker: patiënten ervaren langdurige gevolgen van kanker en de behandeling

NTVO - 2020, nummer 2, april 2020

dr. S. Oerlemans , dr. K. de Ligt , dr. M.J. Velthuis , prof. dr. S. Siesling , prof. dr. P.C. Huijgens , prof. dr. L.V. van de Poll-Franse , dr. N. Ezendam

SAMENVATTING

In Nederland leven momenteel meer dan 800.000 mensen met of na kanker en dit aantal neemt toe. Zij kunnen te maken krijgen met uiteenlopende gevolgen van kanker en de behandeling, zowel op lichamelijk, emotioneel, psychosociaal als maatschappelijk vlak. Deze gevolgen zijn ingrijpend en vaak blijvend van aard. Ten minste een kwart van de mensen die leeft met of na kanker ervaart – ook langere tijd na behandeling – angst, vermoeidheid en problemen met seksualiteit. In vergelijking met een normpopulatie van dezelfde leeftijd en geslacht zijn meer dan twee keer zo vaak neuropathie (14% versus 4%), sociale belemmeringen (13% versus 5%) en angstklachten (30% versus 12%) gerapporteerd. Door binnen de gezondheidszorg consequent aandacht te hebben voor deze gevolgen, zowel tijdens als na het behandeltraject, kunnen we mensen die leven met en na kanker zo goed mogelijke ondersteuning bieden. Aandacht voor gevolgen omvat daarbij zowel het geven van voldoende informatie, het tijdig signaleren, het ondersteunen als ook het behandelen van gevolgen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:49–57)

Lees verder

Praktijkvariatie in de eerstelijns- systemische behandeling bij het gemetastaseerd oesofagus- en maagcarcinoom

NTVO - 2020, nummer 2, april 2020

dr. W.P.M. Dijksterhuis , dr. R.H.A. Verhoeven , dr. M. Slingerland , dr. N. Haj Mohammad , drs. J. de Vos-Geelen , dr. L.V. Beerepoot , dr. T. van Voorthuizen , dr. G.J. Creemers , dr. M.G. van Oijen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven

SAMENVATTING

Voor patiënten met een gemetastaseerd oesofagusof maagcarcinoom zijn geen curatieve behandelmogelijkheden. Palliatieve systemische therapie kan de overleving en kwaliteit van leven verbeteren. Tot op heden is er geen consensus over welke eerstelijns- systemische behandeling de voorkeur heeft. Bij retrospectief onderzoek naar het gebruik van palliatieve systemische therapie in een cohort van 2.204 Nederlandse patiënten blijkt er met 45 verschillende toegepaste schema’s een grote praktijkvariatie te zijn. Patiënten die werden behandeld met doubletchemotherapie hadden eenzelfde overleving, maar minder kans op toxiciteit vergeleken met patiënten die tripletchemotherapie kregen. Monotherapie was geassocieerd met een significant slechtere overleving en bovendien een slechts beperkte reductie in de kans op toxiciteit vergeleken met doubletchemotherapie. Gebaseerd op deze resultaten verdient doubletchemotherapie de voorkeur boven tripletchemotherapie met het oog op zowel gelijke overleving als verminderde toxiciteit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:58–65)

Lees verder