NTVO - 2020, nummer 7, november 2020
drs. S. Samiei , dr. T.J.A. van Nijnatten , prof. dr. L.J. Boersma , dr. S.M.E. Engelen , prof. dr. R.R.J.W. van der Hulst , prof. dr. M.L. Smidt
Doel: Het risico op axillaire lymfekliermetastasen na neoadjuvante systemische therapie (d.w.z. ypN+) bij borstkankerpatiënten onderzoeken. Hiermee kan de kans op postmastectomieradiotherapie (PMRT) preoperatief worden bepaald bij patiënten die een directe borstreconstructie willen ondergaan ter ondersteuning van preoperatieve gedeelde besluitvorming. Methode: De gegevens van patiënten (klinisch tumorstadium T1-T3) met een klinisch kliernegatieve (cN0) of klierpositieve (cN1) borstkanker werden geanalyseerd, die neoadjuvante systemische therapie hebben ondergaan met daaropvolgend mastectomie en axillaire chirurgie, geregistreerd in de Nederlandse Kankerregistratie van 2010–2016. Het percentage ypN+ voor verschillende subtypen van borstkanker werd bepaald. Logistische regressieanalyse werd uitgevoerd om de correlatie van klinische en pathologische variabelen te bepalen met de uitkomstmaat ypN+. Resultaten: In totaal werden 1.868 patiënten geïncludeerd, van wie 56% ypN+ hadden. cT1-3N0 ER+HER2+, cT1-3N0 ER−HER2+ en cT1-2N0 triple-negatieve patiënten hadden het laagste percentage ypN+: respectievelijk 16%, 7% en 7%. cT1-2N1 ER+HER2+, cT1-2N1 ER−HER2+, cT1-3N0 ER+HER2−, cT1-2N1 ER+HER2−, cT3N0 en cT1-2N1 triple-negatieve patiënten hadden het hoogste percentage ypN+: respectievelijk 67%, 59%, 39%, 93%, 31% en 65%. De multivariabele regressieanalyse liet zien dat cT2 (OR 1,72), cT3 (OR 2,58), cN1 (OR 24,9) en ER+HER2−-subtype (OR 4,09) positief gecorreleerd zijn met ypN+. Graad 3 (OR 0,54) en ER−HER2+-subtype (OR 0,40) waren negatief gecorreleerd met ypN+. Conclusie: Bij patiënten met laag risico (cT1-3N0 ER+/-HER2+ en cT1-2N0 triple-negatief) op ypN+ en daardoor lage kans op PMRT, kan een directe borstreconstructie als een aanvaardbare mogelijkheid worden beschouwd. Bij de andere patiënten geldt een hoog risico op ypN+ en daardoor hoge kans op PMRT.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:251-9)
Lees verderNTVO - 2020, nummer 7, november 2020
dr. M.E. Tushuizen , prof. dr. K. Verhoef , dr. A.P. van den Berg , dr. W.G. Polak , dr. M.T. de Boer
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:260-5)
Lees verderNTVO - 2020, nummer COVID special, september 2020
dr. E. van Meerten , dr. E. van Nood , dr. M. Bakker , drs. R. van Bruchem-Visser , prof. dr. S. van de Vathorst
Aan het begin van dit jaar werd Nederland overvallen door de COVID-19-epidemie. Als gevolg hiervan kwam de zorg sterk onder druk te staan. Aan de hand van een tweetal ethische principes, maximaliseren van de voordelen en voorrang voor de meest urgente gevallen, beschrijven wij hoe keuzes zijn gemaakt om patiënten ten tijde van de COVID-19-epidemie toch zo optimaal mogelijk te behandelen, en wat de gevolgen van die keuzes voor de oncologische zorg zijn geweest. Daarnaast staan wij stil bij de emotionele gevolgen die deze keuzes hadden voor patiënten, naasten en zorgverleners in de oncologische zorg.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17(COVID-19-SPECIAL):3-6)
Lees verderNTVO - 2020, nummer COVID special, september 2020
drs. I.H. Dingemans , dr. V. Engelen
Voor een derde van de mensen met kanker had de acute fase van de coronacrisis gevolgen voor de behandeling of nacontrole. Het meest genoemde gevolg is het omzetten van een consult in het ziekenhuis, naar een telefonisch consult of beeldbelafspraak. Bij 1 op de 6 patiënten die nog moesten starten met hun behandeling, is deze uitgesteld. Bij patiënten die al behandeld werden, is dat bij 1 op de 8 patiënten. Dit blijkt uit een peiling van de Nederlandse Federatie van Kankerpatiëntenorganisaties (NFK) onder 5.302 mensen die kanker hebben of hebben gehad.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17(COVID-19-SPECIAL):9-12)
Lees verderNTVO - 2020, nummer COVID special, september 2020
prof. dr. S.M. Willems , dr. Q.J.M. Voorham , dr. L. van Gennip , S. van Tilburg , dr. R.E. Kibbelaar , Dr. J. Bart , dr. I.D. Nagtegaal , prof. dr. W. Timens
De oncologische zorg heeft tijdens de COVID-19-pandemie onder grote druk gestaan. Op basis van een globale analyse van Pathologisch-Anatomisch Landelijk Geautomatiseerd Archief en de Nederlandse Vereniging voor Pathologie blijkt dat er een aanzienlijke terugloop is van de moleculaire diagnostiek vanaf het begin van de lockdown. Dit roept talrijke vragen op die nadere analyse van de data vereisen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17(COVID-19-SPECIAL):15-6)
Lees verderNTVO - 2020, nummer 6, september 2020
drs. B.L. de Geest , dr. J. Tra , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders
Niet alle reguliere zorg in Nederland is bewezen effectief. Sommige onderdelen van de zorg worden door professionals en/of patiënten als effectief beschouwd, zonder dat dit wetenschappelijk voldoende onderbouwd is. Zorgevaluatie van veronderstelde maar niet-bewezen effectieve zorg kan leiden tot (de-)implementatie door aanpassing van richtlijnen. Een eerste stap binnen zorgevaluatie is het opstellen van een kennisagenda. Tot en met maart 2019 hebben 21 wetenschappelijke verenigingen een kennisagenda ontwikkeld, waarmee het nu een goed moment is om te inventariseren wat dit heeft opgeleverd en vooral welke overkoepelende thema’s binnen meerdere wetenschappelijke verenigingen spelen. Zeker binnen de oncologie is dit relevant aangezien dit ziektedomein bij uitstek multidisciplinair is. Uit de inventarisatie komen 155 oncologische kennishiaten naar voren. Hiervan viel 37% binnen het thema curatief, 13% binnen het thema beeldvorming, 12% binnen het thema kwaliteit van leven, 11% binnen het thema nazorg, 7% binnen het thema preventie en screening en 6% binnen het thema ‘personalized medicine’. Opvallend is dat tot heden slechts zes onderzoeksvoorstellen gehonoreerd of lopende zijn die betrekking hebben op één van de 155 kennishiaten. Vooralsnog blijven dus veel oncologische kennishiaten niet onderzocht. Het verdient daarom aanbeveling dat bij het toekennen van subsidies voor onderzoek op gebied van de oncologie meer rekening wordt gehouden met de kennisagenda’s. Die zijn immers niet alleen een product van medische en paramedische professionals, maar met nadruk ook van andere ‘stakeholders’ zoals patiëntenverenigingen, de overheid en zorgverzekeraars.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:213-25)
Lees verderNTVO - 2020, nummer 5, august 2020
prof. dr. M.M. van den Heuvel-Eibrink , prof. dr. R.R. de Krijger , Dr. M. van Grotel , prof. dr. J.H.J. Hoeijmakers , dr. T. Israels , dr. C. Janda , dr. ir. H. van Tinteren , dr. A.M.C. Mavinkurve-Groothuis , dr. G.A.M. Tytgat , drs. A.S. Littooij , dr. R.M. Wösten-van Asperen , drs. R. Davila Fajardo , dr. A. Bos , dr. S. Neggers , dr. M.D. van de Wetering , dr. M. Veening , dr. M. Lilien , dr. F. Schutgens , dr. M.C.J. Jongmans , dr. F.L. Bos , drs. R.L. van Ineveld , dr. A.C. Rios , dr. W.P. Vermeij , dr. P. van der Torre , prof. dr. M. Grootenhuis , drs. P. Roy , C. Kempen-van Overbeek , dr. R.P. Kuiper , dr. G.O. Janssens , drs. C.P. van de Ven , prof. dr. H. Clevers , prof. dr. M.H.W.A. Wijnen , dr. J. Drost
Niertumoren representeren 5–6% van alle kankertypen op de kinderleeftijd. De meest voorkomende vorm (85%) betreft nefroblastoom (Wilms-tumor). Zeldzamere tumortypen betreffen onder andere het ‘clear cell’-sarcoom van de nier (CCSK), congenitaal mesoblastisch nefroom (CMN), niercelcarcinoom (RCC) en maligne rhabdoïde tumoren van de nier (MRTK). Nierkanker bij kinderen is reeds lange tijd goed te genezen, maar er zijn subtypen waarbij de overlevingskansen nog steeds zeer slecht zijn. Het ontwikkelen van moleculair gedreven translationeel onderzoek alsmede radiologische, radiotherapeutische en chirurgische innovatie is nodig om de overleving verder te verbeteren. Andere uitdagingen bestaan uit het op non-invasieve wijze discrimineren van tumorsubtypen bij diagnose, het opsporen van kinderen die op basis van hun genetische aanleg een grote kans hebben een niertumor te ontwikkelen en het ontwikkelen van op moleculaire eigenschappen gerichte nieuwe therapie. Tevens wordt reeds gewerkt aan het verminderen van intensieve therapie voor gunstige subtypen, teneinde vroege- en langetermijnschade zo veel mogelijk te beperken.
Nationale centralisatie van expertisezorg voor kinderen met nierkanker, door multidisciplinaire geïntegreerde teams, en de opzet van translationeel wetenschappelijk onderzoek, is sinds november 2014 gerealiseerd in het Prinses Máxima Centrum voor kinderoncologie in Utrecht. Dit heeft mede dankzij inbedding in internationale samenwerking de innovatie mogelijk gemaakt die de (kwaliteit van) overleving van kinderen met nierkanker wereldwijd verder zal doen verbeteren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:175-84)
Lees verder