overzichtsartikelen

Desensitisatie als behandeloptie bij hypersensitiviteit voor antitumormedicijnen

NTVO - jaargang 21, nummer 3, juli 2024

drs. E.M. Hutten , drs. H. Dijkstra , dr. M. Jalving , dr. H.N.G. Oude Elberink , dr. A.A.J.M. van de Ven

SAMENVATTING

Allergische reacties op antitumormedicijnen zijn veelvoorkomend. Desensitisatie is een procedure waarbij tijdelijke tolerantie kan worden geïnduceerd voor geneesmiddelen die eerder hypersensitiviteitsreacties induceerden. Succesvolle desensitisatieprocedures met chemotherapeutica en biologicals kunnen ervoor zorgen dat patiënten de eerste keuze therapie kunnen blijven ontvangen. In dit overzichtsartikel wordt eerst ingegaan op de achtergrond van hypersensitiviteitsreacties en desensitisatietherapie. Vervolgens wordt een aantal casus beschreven met verschillende typen hypersensitiviteitsreacties en hierop volgende succesvolle desensitisatiebehandelingen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:107–13)

Lees verder

Microbiota-immuuninteracties bij kankerontwikkeling en behandeling

NTVO - jaargang 21, nummer 3, juli 2024

drs. S. Dieleman , drs. L. Hillege , drs. J. Ziemons , drs. L.F.S. Kooreman , dr. J. Penders , dr. A. Boleij , prof. dr. H.I. Grabsch , prof. dr. M.L. Smidt

SAMENVATTING

De samenstelling van de darmmicrobiota verschilt tussen kankerpatiënten en gezonde controlepersonen. Verschillende mechanismen zijn beschreven die mogelijk verklaren hoe de darmmicrobiota kankerontwikkeling en behandelingen beïnvloedt. Het immuunsysteem speelt hierbij een belangrijke rol. Bacteriën beïnvloeden de infiltratie van immuuncellen en deze kunnen een stimulerende of juist remmende werking hebben op de tumor. Naast de darmmicrobiota is er mogelijk aanwezigheid van tumorspecifieke bacteriën in verschillende kankersoorten, dat mogelijk ook bijdraagt aan de lokale modulatie van de tumor-immuun-micro-omgeving. Er is echter nog veel discussie gaande over het bestaan van tumorspecifieke microbiota. Dit artikel geeft een overzicht van de invloed van de microbiota op het immuunsysteem in de ontwikkeling van kanker en de werking van immuun-therapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:114–9)

Lees verder

Tumor-infiltrerende lymfocyten: van biomarker tot adoptieve celtherapie en oncologie; prognose, immuuntherapie en perspectieven

NTVO - jaargang 21, nummer 2, mei 2024

drs. K. Brummel , dr. M. de Bruyn , prof. dr. H.W. Nijman

SAMENVATTING

Tumor-infiltrerende lymfocyten (TIL’s) worden als cruciaal beschouwd bij het beheersen van de ontwikkeling en progressie van kanker. Bijgevolg heeft de aanwezigheid van TIL’s prognostische en voorspellende waarde. In de afgelopen decennia heeft het onderzoek naar TIL’s een vlucht genomen, waaronder het gebruik van TIL’s als biomarker voor de behandeling met immuun-checkpoint-blokkade (ICB) bij patiënten met een maligniteit. In dit overzichtsartikel worden de laatste inzichten beschreven over de prognostische waarde van TIL’s bij kanker, evenals de voorspellende waarde van TIL’s bij behandeling met immuuntherapie. Tot slot wordt ingegaan op het gebruik van TIL’s als een vorm van adoptieve celtherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:63–7)

Lees verder

Progesteron is een belangrijke oorzaak van borstkanker

NTVO - jaargang 21, nummer 1, maart 2024

prof. dr. H.J.T. Coelingh Bennink , dr. I.J. Schultz

SAMENVATTING

De geslachtshormonen oestradiol en progesteron, en in mindere mate testosteron, zijn bij vrouwen in verband gebracht met het risico om borstkanker te krijgen. Wij hebben literatuuronderzoek verricht naar de relatie tussen het aantal doorgemaakte menstruele cycli, en daarmee de expositie aan deze hormonen, en het ontstaan van borstkanker. Een fysiologische afname van het aantal doorgemaakte cycli ten gevolge van een late menarche, een vroege menopauze, zwangerschappen en borstvoeding, en interferentie met het aantal cycli door genetische afwijkingen, pathologische aandoeningen en farmaceutische interventies, tonen een sterke correlatie tussen het risico om borstkanker te krijgen en het totale aantal doorgemaakte cycli. In klinische situaties zonder menstruele cycli bestaat een aanzienlijk lager borstkankerrisico. In genetische of transgendersituaties met normale vrouwelijke borsten en oestrogenen, maar zonder progesteron, is de incidentie van borstkanker zeer laag, wijzend op een essentiële rol van progesteron. Tijdens de menstruele cyclus heeft progesteron een sterk proliferatief effect op normaal borstepitheel, terwijl oestradiol en testosteron slechts een gering effect hebben. De herhaalde intermitterende stimulatie van het borstepitheel door progesteron verhoogt de epitheliale mutatiebelasting en veroorzaakt proliferatie-geassocieerde DNA-replicatiefouten via door progesteron gestimuleerde factoren zoals WNT4, RANKL en APOBEC3B. Langlevende epitheliale cellen in het borstepitheel, zoals stamcellen, kunnen deze mutaties gedurende lange perioden meedragen en het kan tientallen jaren duren totdat deze mutaties leiden tot borsttumoren die groot genoeg zijn om te diagnosticeren. Borsttumoren gediagnosticeerd tijdens het gebruik van hormonale anticonceptie of na de menopauze, al dan niet tijdens het gebruik van menopauzale hormoontherapie, zijn het gevolg van de groei van reeds bestaande, maar nog niet gediagnosticeerde, en door het progesteron van eerdere menstruele cycli veroorzaakte borsttumoren. Daarbij kan de groei van hormoongevoelige tumoren wel worden gestimuleerd door oestrogenen en sommige progestagenen, daarmee de onjuiste indruk wekkend, dat deze behandelingen borstkanker veroorzaken.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:13–21)

Lees verder

Innovaties in de kinderoncologische chirurgie

NTVO - jaargang 20, nummer 5, oktober 2023

prof. dr. M.H.W.A. Wijnen , M. Fitski MSc, dr. A.F.W. van der Steeg

SAMENVATTING

Kindertumoren zijn zeldzaam en komen vooral voor bij kinderen jonger dan 10 jaar. Vanwege de kleinere dimensies is er altijd een balans tussen een volledige resectie en het verwijderen van te veel gezond weefsel. Daarom is het wenselijk om met moderne technieken te proberen nauwkeuriger te opereren. Minimaal-invasieve of scopische (MIS) technieken worden al vaak toegepast, maar bij kleine kinderen is hiervoor soms te weinig werkruimte. Bij veel tumoren is tumor-‘spill’ een groter risico bij MIS en als er tumor-‘spill’ is, moet vaak (extra) bestraling worden gegeven ter voorkoming van een lokaal recidief. 3D-technieken worden nu vooral toegepast bij voorbereiding van operaties; het implementeren van deze technieken tijdens de operatie is de volgende uitdaging en is bij een aantal operaties al mogelijk. Fluorescentie laat tumoren oplichten wanneer er licht van een bepaalde golflengte op wordt geschenen. Dit kan met een algemene fluorofoor zoals ICG (indocyanine groen) of specifieke tumorantigenen gekoppeld met een fluorofoor. Centralisatie en specialisatie is een ‘innovatie’ die wellicht meer invloed heeft op de kwaliteit van de chirurgie dan veel van de bovengenoemde technieken.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:202–5)

Lees verder

Patiëntgestuurde controle vanuit huis na oncologische chirurgie

NTVO - jaargang 20, nummer 4, september 2023

drs. K.R. Voigt , drs. L. Wullaert , dr. ir. M. Mulder , dr. O. Husson , prof. dr. C. Verhoef , dr. D.J. Grünhagen

SAMENVATTING

De toegang tot (oncologische) zorg staat onder hoge druk, onder andere door de wereldwijde vergrijzing. Na een in opzet curatieve behandeling komen patiënten in een controletraject gedurende meerdere jaren. Meerdere studies hebben aangetoond dat intensieve postoperatieve controles in vergelijking met een minimalistische controle niet leidt tot overlevingsvoordeel of een verbetering van kwaliteit van leven. Een moderne, patiëntgestuurde controle vanuit huis kan gunstig zijn vanuit zowel het perspectief van de patiënt als vanuit maatschappelijk oogpunt. Er is meer onderzoek noodzakelijk om de kwaliteit van leven en kosteneffectiviteit van patiëntgestuurde controles in kaart te brengen. In dit artikel wordt ingegaan op studies die zich bezighouden met een patiëntgestuurde follow-up vanuit huis na oncologische chirurgie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:148–53)

Lees verder

Intraperitoneale chemotherapie bij niet-resectabele peritoneale metastasen

NTVO - jaargang 20, nummer 4, september 2023

N.A.D. Guchelaar , drs. B.J. Noordman , dr. S.L.W. Koolen , dr. B. Mostert , dr. E.V.E. Madsen , dr. J.W.A. Burger , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. G.J. Creemers , dr. I.H.J.T. de Hingh , dr. M. Luyer , dr. S. Bins , dr. P.C. van der Sluis , dr. E. van Meerten , dr. S.M. Lagarde , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. R.H.J. Mathijssen

SAMENVATTING

Peritoneale metastasen zijn geassocieerd met een slechte prognose. Palliatieve systemische chemotherapie is de standaardbehandeling voor patiënten met irresectabele peritoneale ziekte, maar de effectiviteit daarvan wordt belemmerd door de peritoneum-plasmabarrière. Cyclisch toegediende intraperitoneale chemotherapie via een peritoneale toegangspoort zou een nieuwe en betere behandelmogelijkheid kunnen zijn voor deze patiëntenpopulatie. In dit overzichtsartikel wordt de huidige stand van zaken over cyclische intraperitoneale chemotherapie voor verschillende tumortypen besproken en wordt een overzicht gegeven van lopende studies in Nederland.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:154–9)

Lees verder