overzichtsartikelen

Klinische uitkomsten van stadium I-II niet-kleincellig longcarcinoom behandeld met stereotactische radiotherapie of chirurgie

NTVO - 2015, nummer 6, september 2015

dr. E.A. Kastelijn , dr. S.Y. El Sharouni , drs. F.N. HOfman , dr. B.P. van Putte , dr. E. Monninkhof , prof. dr. M. van Vulpen , dr. F.M.N.H. Schramel

Samenvatting

Chirurgische resectie is de standaardbehandeling voor patiënten met stadium I-II niet-kleincellig longkanker (NSCLC). Stereotactische radiotherapie (SRT) blijkt echter een goede alternatieve behandeling te zijn. In dit onderzoek wordt de totale overleving, progressievrije overleving en het percentage met locoregionaal recidief en metastasen op afstand vergeleken tussen patiënten met stadium I-II NSCLC die zijn behandeld met SRT (n=53) of een operatie ondergingen (n=175). De ‘propensity score’-methode werd gebruikt om te corrigeren voor de verschillende patiëntkenmerken tussen beide behandelingen. Voor de correctie waren de totale overleving en progressievrije overleving na 1 en 3 jaar significant verschillend tussen SRT en chirurgie ten gunste van de chirurgiegroep. Na correctie waren de totale overleving en progressievrije overleving niet meer significant verschillend tussen de 2 behandelingen. De percentages locoregionaal recidief en metastasen op afstand waren vergelijkbaar tussen beide groepen, zowel voor als na correctie. Samengevat toont deze studie aan dat de uitkomsten na SRT vergelijkbaar zijn met de uitkomsten na chirurgie bij patiënten met stadium I-II NSCLC.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:213–20)

Lees verder

Kanker tijdens de zwangerschap: de huidige stand van zaken

NTVO - 2015, nummer 5, august 2015

drs. J. de Haan , drs. M. Verheecke , prof. dr. F. Amant , dr. P.O. Witteveen

Samenvatting

Kanker tijdens de zwangerschap is een relatief zeldzaam fenomeen waarbij medische en ethische dilemma’s ontstaan voor zowel zorgverlener als ouder. Adequate diagnostiek en behandeling volgens een zo standaard mogelijk schema is de beste manier van aanpak voor de zwangere met kanker. Het vermijden van vertraging in de diagnose en behandeling geeft de beste prognose voor de moeder. Specifieke oncologische behandelingen, zoals chirurgische interventies en behandeling met chemotherapie, kunnen veilig zijn tijdens de zwangerschap voor zowel moeder als kind. Het speerpunt in de obstetrische aanpak is het zo mogelijk nastreven van een vaginale baring na 37 weken zwangerschapsduur. Behandeling in een specialistisch multidisciplinair team met ervaring in de behandeling van zwangeren met kanker is noodzakelijk om alle aspecten rondom de zorg voor deze specifieke patiëntenpopulatie optimaal te behandelen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:171–8)

Lees verder

Behandeling van gemetastaseerde neuro-endocriene pancreastumoren: een multidisciplinaire benadering

NTVO - 2015, nummer 4, june 2015

dr. K.M.A. Dreijerink , dr. M.E.T. Tesselaar , dr. W.H.M. Verbeek , prof. dr. M.R. Vriens , prof. dr. I.H.M. Borel Rinkes , dr. B. de Keizer , dr. M.G.E. Lam , prof. dr. G.D. Valk

Samenvatting

De incidentie van neuro-endocriene pancreastumoren (pNET) neemt toe. Bij een groot deel van de patiënten is er bij presentatie sprake van gemetastaseerde ziekte. Kennis van de pathofysiologie van pNET heeft de laatste jaren geleid tot de introductie van nieuwe behandelmethoden. Er zijn volop ontwikkelingen gericht op innovatie van de behandeling. De behandelingen voor pNET vallen in het domein van de chirurg, endocrinoloog, maag-darm-leverarts, medisch oncoloog, interventieradioloog en nucleair geneeskundige. Door middel van een multidisciplinaire aanpak kan de behandeling van gemetastaseerde pNET voor de individuele patiënt op maat worden gesneden.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:135–40)

Lees verder

Robotchirurgie bij hoofd-halskanker

NTVO - 2015, nummer 4, june 2015

P.D. de Veij Mestdagh , prof. dr. M.W.M. van den Brekel , prof. dr. L.E. Smeele

Samenvatting

Transorale robotchirurgie (TORS) is toenemend populair. De operatietechniek kent een aantal voordelen ten opzichte van open of transorale chirurgie, waarvan de belangrijkste zijn het hoge resolutie 3D-zicht op het operatiegebied en het ‘om de hoek’ kunnen werken in 7 vrijheidsgraden, waarbij de hand- en polsbewegingen geschaald worden uitgevoerd door de robotarm met uitfiltering van fysiologische tremor. In de literatuur worden oncologische resultaten beschreven die overeenkomen met andere modaliteiten. Tevens worden in een aantal studies naar behandeling van orofarynxcarcinoom betere functionele resultaten beschreven na TORS, al is het gros van de studies uitgevoerd door een select aantal zeer ervaren onderzoeksgroepen die nauw betrokken waren bij het ontwikkelen van de techniek. In het NKI-AVL wordt TORS gebruikt bij geselecteerde patiënten met lage stadia (I-II) orofarynxcarcinoom, waarbij het doel is toxiciteit te verminderen door lokale radiotherapie te voorkomen. Hoewel TORS een veilige operatietechniek is bij kleine orofarynxcarcinomen, is de meerwaarde van TORS ten opzichte van andere modaliteiten en technieken nog onvoldoende aangetoond. Prospectief onderzoek naar de (kosten)-effectiviteit van de techniek zal de plaats van TORS in het behandelarsenaal van de hoofd-halschirurgie moeten bepalen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:141–7)

Lees verder

Primaire intracraniële kiemceltumoren bij volwassenen: een praktische benadering

NTVO - 2015, nummer 3, may 2015

dr. J.M.M. Gijtenbeek , dr. J.E.C. Bromberg , dr. B.G. Baumert , dr. F.Y.F.L. de Vos , dr. E. Kurt , dr. A.M. Westermann , prof. dr. P. Wesseling

Samenvatting

Primaire intracraniële kiemceltumoren zijn zeldzame tumoren, die vooral voorkomen in de adolescentie. Primaire intracraniële kiemceltumoren zijn meestal germinomen; 25% is non-germinoom. Non-germinomen kunnen de tumormarkers AFP en bèta-HCG uitscheiden. Adequate diagnostiek door middel van MRI-hersenen en -wervelkolom, bepaling van tumormarkers in serum en liquor, en (meestal) een biopt zijn nodig om de juiste behandeling te kunnen instellen. Kiemceltumoren zijn radio- en chemotherapiegevoelig, en germinomen zijn met radiotherapie alleen curatief te behandelen. Vanwege de zeldzaamheid van deze tumoren bij volwassenen is de literatuur beperkt en zijn adviezen omtrent behandeling vaak extrapolaties van gegevens bij kinderen. Toxiciteit van de behandeling speelt bij kinderen een grote rol en heeft geleid tot meerdere studies gericht op het reduceren van de radiotherapiedosis en -veld, en het vervangen van radiotherapie door chemotherapie. Bij volwassenen is de tolerantie voor radiotherapie groter, maar zijn de bijwerkingen van chemotherapie potentieel ernstiger. In dit artikel worden suggesties voor diagnostiek en behandeling gegeven, gebaseerd op de beschikbare literatuur.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:96–103)

Dit artikel is een bewerking van ‘Primary intracranial germ-cell tumors in adults: a practical review’. J.E.C. Bromberg, B.G. Baumert, F. de Vos, J.M.M. Gijtenbeek, E. Kurt, A.M. Westermann, P. Wesseling. J Neurooncol 2013;113:175–83.

Lees verder

Uitkomsten van neoadjuvante chemoradiotherapie gevolgd door slokdarmresectie bij patiënten met een hogere leeftijd of een grotere tumorlengte

NTVO - 2015, nummer 2, march 2015

drs. R.W.M. Schrauwen , dr. T.M. Bisseling , dr. J.J. Bonenkamp , dr. S.A. Radema , prof. dr. C. Rosman , dr. P.M. Braam

Samenvatting

Inleiding: De incidentie van slokdarmkanker zal de komende jaren naar verwachting toenemen. Een groot aantal patiënten zal ouder zijn dan 75 jaar. Sinds de publicatie van de CROSS-studie in 2012 is de behandeling voor een potentieel resectabel slokdarmcarcinoom neoadjuvante behandeling met chemoradiotherapie (CRT) gevolgd door resectie. In de CROSS-studie werden patiënten geëxcludeerd indien ze ouder waren dan 75 jaar en/of een tumorlengte hadden van meer dan 8 cm. In de klinische praktijk worden ook deze patiënten volgens het CROSS-schema behandeld indien zij fit genoeg worden geacht. Het doel van deze studie is om de effectiviteit en toxiciteit van de huidige behandeling van het curabel slokdarmcarcinoom te analyseren voor de populatie die vanwege leeftijd of tumorlengte niet voldoet aan de inclusiecriteria van de CROSS-studie.

Methode: Patiënten die in het Slokdarm Centrum Oost-Nederland tussen 2005 en november 2013 neoadjuvant waren behandeld met CRT gevolgd door een resectie werden geïncludeerd. Vervolgens werden ze in 2 groepen gedeeld: groep 1 ‘binnen de inclusiecriteria CROSS’ (n=110) en groep 2 ‘>75 jaar en/of tumorlengte >8 cm’ (n=16). Primair werd gekeken naar het verschil in ziektespecifieke overleving en algemene overleving en secundair naar de verschillen in bijwerkingen, percentage onderbrekingen van therapie en complete remissie na chemoradiatie.

Resultaten: In deze kleine studie leek er geen verschil in effectiviteit te zijn tussen groep 1 en groep 2. De ziektespecifieke overleving verschilde niet tussen de 2 groepen, hoewel groep 2 wel een kortere algehele overleving had (3,6 vs. 6,2 jaar; p=0,02). Bijwerkingen ten gevolge van de chemoradiotherapie werden vaker gerapporteerd bij een subgroep van 75-plussers (n=9) (89% vs. 64%; relatief risico van 1,4; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 1,1–1,8) net als de postoperatieve complicaties (100% vs. 65%; relatief risico 1,5; 95%-BI 1,3–1,8). De behandeling moest bij de subgroep 75-plussers ook vaker worden onderbroken (33% vs. 6%; relatief risico 5,8; 95%-BI 1,7–19,5). Bij de subgroep langere tumoren (n=7) konden we geen verschillen in toxiciteit aantonen. Een opvallende bevinding was verder een relatief laag percentage tumorrest na CRT bij 75-plussers in vergelijking tot de groep ‘binnen de inclusiecriteria CROSS’ (50% vs. 83%; relatief risico 0,6; 95%-BI 0,3–1,2).

Conclusie: Wij vonden aanwijzingen voor het optreden van meer complicaties en een gelijke effectiviteit bij een kleine groep ouderen die volgens chirurg, oncoloog en radiotherapeut in aanmerking kwamen voor neoadjuvante CRT gevolgd door een resectie. Hoewel eveneens gebaseerd op kleine aantallen, vonden we geen verschil in effectiviteit of toxiciteit bij patiënten met een tumorlengte >8 cm.

Discussie: Deze resultaten moeten voorzichtig worden geïnterpreteerd door het retrospectieve karakter, de kleine aantallen en de selectie die heeft plaatsgevonden.

Het is nodig om de onderzoekspopulatie uit te breiden en om onze bevindingen prospectief verder te onderzoeken. Gezien het hoge percentage postoperatieve complicaties in de ouderengroep zou de behandeling chemoradiotherapie met surveillance als een nieuwe be-handelmogelijkheid verder moeten worden onderzocht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:50–7)

Lees verder

Effectiviteit van mindfulness-based interventies bij patiënten met kanker: een systematische review van recente gerandomiseerde studies

NTVO - 2015, nummer 1, february 2015

M.P.J. Schellekens , F.R. Compen , dr. M.L. van der Lee , dr. M.A. van der Drift , prof. dr. A.E.M. Speckens

Samenvatting

Mindfulness wordt in toenemende mate aangeboden aan mensen met kanker. Uit een recente meta-analyse werd geconcludeerd dat mindfulness-based interventies effectief lijken te zijn in het verminderen van angsten depressieklachten bij patiënten met kanker. De gereviewde studies kampten echter met tekortkomingen zoals lage methodologische kwaliteit en lage externe validiteit. Het doel van deze systematische review is een overzicht te geven van de gerandomiseerde gecontroleerde studies (RCT’s) naar de effectiviteit van mindfulness-based interventies bij patiënten met kanker, die zijn verschenen sinds de meta-analyse. Twee elektronische databases zijn onderzocht. Vijf RCT’s met in totaal 690 deelnemers en 3 lopende studies werden in deze review geïncludeerd. Mindfulness-based interventies zijn effectief gebleken in het verbeteren van psychische klachten en kwaliteit van leven. Eén studie liet ook zien dat ‘Mindfulness-Based Stress Reduction’ (MBSR) positieve effecten heeft op cortisolprofelen. De methodologische kwaliteit van de RCT’s was goed. Drie RCT’s rapporteren over de vergelijking met een actieve controlegroep, waarbij 2 studies aantoonden dat een mindfulness-based interventie effectiever was dan de actieve controlegroep in het verminderen van psychische klachten. De externe validiteit bleek wederom laag. Het merendeel van de deelnemers was vrouw, gediagnosticeerd met borstkanker en in het curatieve stadium van de ziekte. In de lopende onderzoeken worden echter ook andere kankerpopulaties in verschillende stadia onderzocht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:11–8)

Lees verder