overzichtsartikelen

Overzicht van de behandelingsmogelijkheden van het gevorderd schildkliercarcinoom

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

drs. T.C. Schneider , prof. dr. H. Morreau , dr. E.P. Corssmit , dr. H.W. Kapiteijn

Samenvatting

Schildklierkanker vormt het grootste deel van de endocriene maligniteiten en heeft de afgelopen jaren wereldwijd een stijgende incidentie laten zien. Door de toenemende kennis van de biologische basis die ten grondslag ligt aan het ontstaan van het schildkliercarcinoom zijn er de afgelopen jaren meerdere aangrijpingspunten geïdentificeerd. Door de relatieve zeldzaamheid van deze maligniteit, de goede prognose van het merendeel van deze tumoren en het beperkte bewijs van de verschillende therapeutische mogelijkheden, is er echter een grote diversiteit aan behandelplannen. In dit overzichtsartikel beschrijven we de verschillende behandel(ings)mogelijkheden van het gevorderde schildkliercarcinoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:192–9)

Lees verder

68Ga-PSMA-PET-CT is veelbelovend in diagnostiek en behandeling van prostaatkanker

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

dr. J.P.A. van Basten

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:200–1)

Lees verder

Innovatieve beeldvorming bij prostaatkanker: Gallium-68-PSMAPET-CT

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

dr. C. Mitea , dr. B. de Keizer , dr. R.P. Meijer , prof. dr. M. van Vulpen , dr. M.G.E. Lam

Samenvatting

Gallium-68 (68Ga)-prostaatspecifiek membraanantigeen (PSMA)-PET-CT is een nieuwe beeldvormende techniek voor patiënten met prostaatcarcinoom. PETCT is een hybride beeldvormende techniek die gebruikmaakt van de zeer sensitieve moleculaire informatie van de PET en de anatomische informatie van de CT. Het radioligand 68Ga-PSMA is een radioactief gelabelde peptide dat aan het membraaneiwit PSMA bindt. In het membraan van de prostaatcarcinoomcellen (zowel op het niveau van de primaire tumor als in de metastasen) komt PSMA hoger tot expressie dan in gezonde prostaatcellen.

Meerdere onderzoeken hebben aangetoond dat 68Ga-PSMA-PET-CT sensitief is voor de detectie van primair prostaatcarcinoom en metastasen in lymfeklieren, skelet en elders. In vergelijking met de huidige beeldvormende technieken (skeletscintigrafie en fluor-18 (18F)-fluorocholine-PET-CT), detecteert een 68Ga-PSMA-PET-CT bij dezelfde patiënt meer metastasen. Deze nieuwe techniek kan onder andere worden ingezet voor het detecteren van recidief prostaatcarcinoom bij zeer lage PSA-waarden. De rol van 68Ga-PSMA-PET-CT bij initiële stadiëring is nog niet uitgebreid onderzocht. De verwachting is dat het gebruik van 68Ga-PSMA-PET-CT bij patiënten met prostaatcarcinoom de komende jaren sterk zal toenemen en andere technieken zal vervangen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:202–7)

Lees verder

Plaats van angiogeneseremming bij NSCLC-adenocarcinoom in perspectief van immuuntherapie

NTVO - 2016, nummer 5, august 2016

prof. dr. J.G.J.V. Aerts

Samenvatting

Na de komst van docetaxel, pemetrexed en vervolgens erlotinib, een tyrosinekinaseremmer die is gericht tegen de epidermale groeifactorreceptor (EGFR-TKI), zijn er ruim een decennium lang geen nieuwe behandelingen met een aangetoonde verbetering van de overleving geweest voor patiënten met lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met adenocarcinoomhistologie na eerstelijnschemotherapie. Met de komst van de angiogeneremmers en immuuntherapie is hierin verandering gekomen. Met deze therapieën is de overleving gestegen tot gemiddeld langer dan 1 jaar. Immuuntherapie laat indrukwekkende responsen zien, waarbij de duur van de respons langer is dan voorheen. Het is echter lastig om te bepalen welke patiënten zullen responderen en dus het meeste baat zullen hebben bij deze therapie. Bovendien kan een eventuele respons ook later in de behandeling optreden, dit in tegenstelling tot standaardchemotherapie. Omdat een groot deel van de patiënten niet respondeert op immuuntherapie is het goed om ook andere ontwikkelingen, zoals die van de angiogeneseremmers, in ogenschouw te nemen.

In dit overzichtsartikel ligt de focus op de tweedelijnsbehandeling van patiënten met een gevorderd NSCLC-adenocarcinoom. Na een beschrijving van enkele studies worden voorstellen gedaan over de plaatsbepaling van de angiogeneseremmers ten opzichte immuuntherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:152–5)

Lees verder

Het organiseren van een multidisciplinaire sneldiagnostiekpolikliniek voor oncologische patiënten

NTVO - 2016, nummer 4, june 2016

dr. Y.L. Basta , H.H.M. Greuter MSc, dr. K.M.A.J. Tytgat

Samenvatting

Dit artikel beschrijft de voorwaarden en de valkuilen van het implementeren van een multidisciplinaire ééndagspolikliniek voor patiënten met gastro-intestinale maligniteiten, in een bestaande ziekenhuisstructuur gebaseerd op verticale divisies. Door de kliniek te zien als een extra (horizontale) planningsdimensie in deze organisatie, zonder eigen budget, behouden de divisies de regie over hun te besteden middelen. Dit houdt echter ook in dat deze polikliniek afhankelijk is van de door de divisiehoofden gestelde prioriteiten. Zolang de kliniek een strategisch thema blijft voor de raad van bestuur, zal dit het bestaan van de kliniek niet in gevaar brengen.

Sinds de implementatie van deze polikliek zijn de wachttijden verkort. Dit draagt bij aan een verbeterde kwaliteit van de gastro-intestinale oncologische zorg voor de verwezen patiënten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:112–7)

Lees verder

Multidisciplinaire oncologiebespreking: bestaat het hamerstuk?

NTVO - 2016, nummer 4, june 2016

dr. P.W. Plaisier , dr. T.M. Teune , G.W. Venn-de Bruin MSc, drs. J.W. Mens , dr. A.N. van Geel

Samenvatting

Inleiding: Volgens richtlijnen moet elke oncologische casus multidisciplinair worden besproken. Met de komst van de zogeheten ‘Comprehensive Cancer Netwerken’ wordt niet meer gesproken van consultdiensten, maar over multidisciplinair overleg (MDO). Van het MDO bestaan dan diverse typen elk met een eigen expertiseniveau. De uitdaging ligt hierin om vooraf te kunnen selecteren welke patiënten het meest profiteren van participatie van ‘experts’, de vroegere consulenten. Om te toetsen of participatie van experts toegevoegde waarde heeft, onderzochten wij retrospectief een aantal behandeladviezen van onze in opzet curatief geopereerde borstkankerpatiënten.

Patiënten en methoden: De behandeladviezen van 24 in opzet curatief geopereerde borstkankerpatiënten uit 4 willekeurige patiëntenbesprekingen uit 2011 en 2012 (2 met en 2 zonder aanwezigheid van de consulent Medische Oncologie) werden gereviseerd door een panel van 3 ervaren academische consulenten met aandachtsgebied mammapathologie (1 medisch, 1 chirurgisch en 1 radiotherapeutisch oncoloog). Deze revisie werd vergeleken met het oorspronkelijke advies zoals dat in het dossier en/of het ziekenhuisinformatiesysteem was vastgelegd. Tevens vond analyse plaats van de kwaliteit van de verslaglegging en in welke mate het advies daadwerkelijk werd uitgevoerd.

Resultaten: In alle gevallen kwamen de consulenten zowel afzonderlijk als na onderling overleg tot een sluidend behandeladvies. Dit advies was in 22 gevallen (92%) conform het in de oorspronkelijke patiëntenbespreking geformuleerde behandelplan. In 1 geval werd gediscussieerd over de interpretatie van de schildwachtklierprocedure (waarbij 5 lymfeklieren waren verkregen en onderzocht) en in een ander geval werd gediscussieerd over het advies ‘hormonale therapie’ bij een ruim 69-jarige patiënte, terwijl de richtlijn tot 70 jaar naast hormonale therapie ook chemotherapie adviseerde. De casus die discrepant werden bevonden waren beide voorgelegd en besproken binnen de setting van een MDO level A, dat wil zeggen zonder consulent. In 9 gevallen (38%) werd een aantal (kleine) omissies vastgesteld in de verslaglegging in het patiëntendossier.

Conclusie: Wij vonden een grote mate van concordantie tussen de oorspronkelijke en de door een panel van gespecialiseerde consulenten gereviseerde behandeladviezen. Hiermee lijkt het verantwoord niet iedere in opzet curatieve borstkankerpatiënt te bespreken met consulenten, mits er een toegewijd en gespecialiseerd MDO is met een radiotherapeut als medebehandelaar. Voorts doet een behandeladvies geformuleerd op basis van op papier aangeleverde gegevens niet onder voor een behandeladvies geformuleerd binnen een multidisciplinaire plenaire bespreking. Het in opzet curatief geopereerde mammacarcinoom is een relatief overzichtelijk ziektebeeld, waarbij de adjuvante behandeling strak is geprotocolleerd. De bevindingen zijn daarom niet zonder nader onderzoek te extrapoleren naar andere tumorsoorten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:118–24)

Lees verder

Medicamenteuze behandeling van kankercachexie

NTVO - 2016, nummer 3, may 2016

drs. J. de Vos-Geelen , drs. K.J.C. Sanders , prof. dr. A.M.W.J. Schols , prof. dr. A.M.C. Dingemans

Samenvatting

Cachexie is een syndroom dat bestaat uit een combinatie van progressief ongewild gewichtsverlies en verlies van skeletspiermassa. De etiologie is multifactorieel, waarbij een negatieve energiebalans, verhoogde systemische inflammatie, anorexie en lichamelijke klachten zoals misselijkheid en pijn een rol spelen. Cachexie komt, afhankelijk van tumortype en stadium, veelvuldig voor bij patiënten met kanker en heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van leven, toxiciteit van de behandeling en prognose. Voor optimalisatie van de antitumortherapie, is het van belang om spierverlies tegen te gaan en dit te integreren in de standaardpatiëntenzorg. Medicamenten met anabole werking en inflammatiemodulatoren worden momenteel in studieverband onderzocht. Tot nu toe zijn monotherapieën weinig succesvol gebleken. Daarom wordt het meeste effect verwacht van een integrale aanpak waarbij farmacologische interventies worden aangevuld met gepersonaliseerde voeding en beweging.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:72–80)

Lees verder