NTVO - jaargang 22, nummer 2, april 2025
P.E. Borgonje MSc, T.A. Risseeuw BSc, A.M. van den Berk BSc, dr. L.M. Andrews , dr. G.J.M. Herder , dr. J.M.H. de Klerk
Achtergrond: ‘Fibroblast activation protein inhibitor’ (FAPI) is een nieuwe radiotracer gericht op ‘fibroblast activation protein’ (FAP), dat tot expressie wordt gebracht door ‘cancer-associated fibroblasts’ (CAF’s) in epitheliale kankers. De tracer heeft veelbelovende resultaten laten zien bij de beeldvorming van verschillende solide tumoren. Doelstellingen: Het vergelijken van de prestaties van [68Ga]Ga-FAPI-46-PET/CT met [18F]FDG-PET/CT in stadium IV niet-kleincellige longkanker (NSCLC) en het evalueren van de potentie in de responsevaluatie van immuun-checkpoint-blokkade (ICB)-therapie. Opzet: Prospectieve pilotstudie waarbij stadium IV-NSCLC-patiënten PET/CT ondergaan met zowel [18F]FDG als [68Ga] Ga-FAPI-46 voorafgaand aan ICB-therapie. Na twee cycli therapie wordt opnieuw een [68Ga]Ga-FAPI-46-PET/CT uitgevoerd. Methoden: 10 patiënten met stadium IV-NSCLC werden geïncludeerd. De opname van radioactiviteit (SUVmax) en ‘tumor-to-background’-ratio (TBR) werden bepaald voor de laesies op beide scans. Het verschil in de totale hoeveelheid [68Ga] Ga-FAPI-46-opname (TLFAPI) tussen de eerste en tweede FAPI-scans werd bepaald. Dit werd vergeleken tussen responders en non-responders op basis van de RECIST 1.1-criteria. Resultaten: [68Ga]Ga-FAPI-46 liet een superieur contrast zien in metastatische laesies, met name in bot, lymfeklieren en pleura, met een hogere TBR dan [18F]FDG. Hoewel de meeste responders een afname in TLFAPI lieten zien, was dit resultaat niet significant. Conclusie: [68Ga] Ga-FAPI-46-PET/CT is effectief in de beeldvorming van NSCLC-metastasen, maar verder onderzoek is nodig om de waarde in responsevaluatie te bepalen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2025;22:85–90)
Lees verderNTVO - jaargang 22, nummer 2, april 2025
drs. R.C.A.M. Gielen , drs. A.L. Rolfes , drs. I.A.M. Mandjes , drs. T.G. Wiersma , prof. dr. G.S. Sonke , dr. M. Kok
Onderzoek heeft laten zien dat bij patiënten met oligo-gemetastaseerde borstkanker de overleving goed kan zijn als een multimodale behandeling met curatieve intentie wordt toegepast. Tegelijkertijd is aangetoond dat bij gemetastaseerde HER2-positieve borstkanker systemische therapie bij een deel van de patiënten kan leiden tot een zeer langdurige remissie. Het bereiken van een (radiologisch) complete remissie blijkt hierin voorspellend. Met de komst van trastuzumab-deruxtecan is er wederom een zeer effectieve behandeling voor patiënten bijgekomen en neemt overleving bij gemetastaseerde HER2-positieve borstkanker verder toe. Het testen of trastuzumab-deruxtecan kan worden gebruikt samen met de locoregionale behandeling is daarmee voor de hand liggend bij oligo-gemetastaseerde HER2-positieve borstkanker. In de internationale fase II- ANISE-studie (NCT05982678) wordt met curatieve intentie lokale behandeling met chirurgie en/of radiotherapie van oligo-gemetastaseerde ziekte gecombineerd met systemische therapie in de vorm van trastuzumab-deruxtecan. Zowel patiënten met de novo als recidiefziekte kunnen deelnemen in geval van eerstelijnstherapie voor gemetastaseerde ziekte. Het primaire eindpunt betreft complete radiologische respons. Secundair zal worden gekeken naar overleving, metabole respons, veiligheid en de relatie tussen beeldvorming en klaring van ctDNA.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2025;22:91–3)
Lees verderNTVO - jaargang 22, nummer 1, maart 2025
drs. J.C.M. Scheepens , drs. C. van Vliet , drs. N.K.N. Jorritsma , dr. E. Versteijne , dr. J.K. van Vulpen , dr. A.M.E. Bruynzeel , dr. L.A. Daamen , prof. dr. M.P.W. Intven
Stereotactische ablatieve radiotherapie (SABR) maakt het mogelijk om veilig een ablatieve dosis radiotherapie te geven bij pancreastumoren. Dit is met conventionele radiotherapie niet mogelijk, vanwege de nabije ligging van radiosensitieve organen zoals het duodenum en de maag. Deze innovatieve techniek biedt nieuwe behandelingsmogelijkheden voor patiënten met gelokaliseerd pancreascarcinoom die niet in aanmerking komen voor chirurgie, bijvoorbeeld vanwege de uitgebreidheid van de tumor, een verminderde algehele conditie of een persoonlijke voorkeur.
In Nederland lopen momenteel drie gerandomiseerde studies naar SABR bij pancreastumoren. De ARCADE-studie onderzoekt het effect van SABR bij patiënten met een geïsoleerd lokaal recidief, terwijl de PANCOSAR-studie zich richt op patiënten die inoperabel zijn vanwege de algehele conditie, leeftijd of die niet geopereerd wensen te worden. De LAPSTAR-studie evalueert het effect van MRI-geleide SABR bij patiënten met lokaal gevorderd pancreascarcinoom die lokale irresectabele ziekte hebben na initiële chemotherapie. De verwachting is dat SABR zal leiden tot een verlengde algehele overleving en verbeterde kwaliteit van leven door verbeterde lokale ziektecontrole bij deze groep patiënten.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2025;22:32–6)
Lees verderNTVO - jaargang 22, nummer 1, maart 2025
drs. S.E.N. de Vries , dr. A.M. Couwenberg , prof. dr. C.A.M. Marijnen , prof. dr. G.L. Beets , dr. J.W.A. Burger , dr. M. Chalabi , dr. J.W.B. de Groot , prof. dr. M.P.W. Intven , dr. H.M.U. Peulen , dr. J.M.L. Roodhart , prof. dr. J.H.W. de Wilt , dr. B.A. Grotenhuis
De invoering van darmkankerscreening heeft geleid tot een aanzienlijke toename in het aantal diagnoses van vroegstadium-rectumcarcinoom. Hoewel de standaardbehandeling, totale mesorectale excisie (TME)-chirurgie, oncologisch zeer effectief is, heeft deze ingreep vaak forse consequenties voor patiënten. Door de postoperatieve morbiditeit en het risico op een (permanent) stoma, maar ook de kans op functionele klachten en verminderde kwaliteit van leven op de lange termijn, is er een dringende behoefte aan studies die gericht zijn op orgaansparende behandelingen voor het vroegstadium-rectumcarcinoom. De vraag hiernaar neemt toe onder zowel artsen als patiënten, mede door opkomend bewijs van de oncologische veiligheid en de verbetering in kwaliteit van leven die een orgaansparende behandeling kan bieden.
De STARTREC-3-studie onderzoekt prospectief drie parallelle behandelstrategieën voor patiënten met vroeg tot vroeg-intermediair rectumcarcinoom (cT1-3abN0/N1 (≤3 klieren ≤8 mm)) met een wens voor orgaansparing. De deelnemende ziekenhuizen hebben voorafgaand aan de studie aangegeven in welke behandelgroep zij patiënten zullen includeren. Alle patiënten beginnen met een kort schema uitwendige bestralingen (25 Gy in 5 fracties), gevolgd door één van de drie aanvullende behandelingen: 1) interne ‘boost’-bestralingen met contact X-ray brachytherapie (CXB), 2) een bestralings-‘boost’ met externe MR-gestuurde radiotherapie (EBRT), of 3) drie cycli CAPOX-chemotherapie. Op vaste tijdstippen wordt de respons beoordeeld om te bepalen of orgaansparing haalbaar is. De primaire uitkomst van de studie is het percentage patiënten dat na twee jaar succesvol orgaansparend is behandeld. Secundaire uitkomsten zijn onder andere de toxiciteit gerelateerd aan de aanvullende behandeling, kwaliteit van leven en zowel functionele als oncologische resultaten.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2025;22:37–40)
Lees verderNTVO - jaargang 21, nummer 6, december 2024
drs. T.C. van Dijk , dr. K.T. Isebia , prof. dr. R. de Wit , dr. N. Beije
De hoeksteen van de behandeling van gemetastaseerd laagvolume- hormoongevoelig prostaatcarcinoom (mHSPC) was jarenlang androgeendeprivatietherapie (ADT). In de afgelopen jaren hebben de TITAN- en ENZAMET-studies laten zien dat het toevoegen van een androgeenreceptorsignaalremmer (ARSI), specifiek apalutamide of enzalutamide, een significant overlevingsvoordeel geeft bij laagvolume-mHSPC-patiënten. De mediane behandelduur met apalutamide en enzalutamide, die werden voortgezet tot progressie of onaanvaardbare toxiciteit in de studies, bedroeg een kleine vier jaar. Dit is geassocieerd met toxiciteit, alsmede significante kosten voor de maatschappij. De hypothese onderliggend aan de Apa/enza-short-studie is dat krachtige onderdrukking van de androgeenreceptor in de eerste fase van mHSPC het belangrijkste anti-tumoreffect oplevert. In de studie wordt daarom onderzocht of het stoppen van de ARSI-behandeling na 12 maanden (met de optie om de behandeling te hervatten) niet-inferieur is aan voortgezette ARSI-behandeling. De studie beoogt om 400 patiënten in 27 Nederlandse centra te includeren.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:215–8)
Lees verderNTVO - jaargang 21, nummer 6, december 2024
S.G.A. Veenhuizen MSc, dr. A.M. May , dr. R. Gal , dr. R.M. Bijlsma , dr. H.J.G.D. van den Bongard , dr. I.R.H.M. Konings , dr. E. Monninkhof
Vrouwen met hormoonreceptor-positieve borstkanker hebben vaak een indicatie voor adjuvante endocriene therapie, voor een periode van 5–10 jaar. Deze therapie verlaagt het risico op terugkeer van de tumor en verbetert de overleving bij deze vrouwen. Spier- en gewrichtsklachten zijn een veelvoorkomende bijwerking (~50%) van endocriene therapie en vaak een reden voor vrouwen om de behandeling te staken. Momenteel is er naast pijnstilling geen effectieve behandeling tegen spier- en gewrichtsklachten. In de COBRA-studie onderzoeken wij of yoga deze klachten kan verminderen.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:219–21)
Lees verderNTVO - jaargang 21, nummer 5, oktober 2024
drs. S.H. Nelissen , dr. D.A. Young-Afat , prof. dr. L. Boersma , dr. W. Maarse
De behandeling van borstkanker omvat vaak een multimodale aanpak, waarvan systemische therapie, chirurgie en postoperatieve radiotherapie onderdeel kunnen zijn. Postoperatieve radiotherapie leidt tot een lager risico op locoregionaal recidief en betere overleving bij geselecteerde patiëntencategorieën, en is daarom een belangrijk onderdeel van de behandeling. Postoperatieve radiotherapie na mastectomie en borstreconstructie kan echter ook leiden tot een hoger risico op postoperatieve complicaties van de borst ten opzichte van mastectomie en borstreconstructie zonder postoperatieve radiotherapie (tot 40%). Ook leidt de combinatie van borstreconstructie en postoperatieve radiotherapie tot slechtere patiënt-gerapporteerde kwaliteit van leven en slechtere cosmetische uitkomsten. Om deze bijwerkingen van radiotherapie te voorkomen, wordt preoperatieve radiotherapie als alternatief verkend. Vanuit andere tumorentiteiten, zoals sarcomen en rectumcarcinomen, is preoperatieve radiotherapie oncologisch veilig gebleken, en recente studies bij borstkankerpatiënten suggereren minder risico op complicaties en goede cosmetische resultaten in vergelijking met postoperatieve radiotherapie. De prospectieve BRENAR-pilotstudie onderzoekt preoperatieve radiotherapie gevolgd door mastectomie en directe borstreconstructie bij vrouwen met borstkanker met een indicatie voor radiotherapie en een wens voor een directe reconstructie. Uitkomsten zijn complicaties tot drie maanden postoperatief, patiënt-gerapporteerde kwaliteit van leven en cosmetische tevredenheid. Indien de pilotstudie gelijkwaardige of betere resultaten toont dan postoperatieve radiotherapie op het gebied van complicaties, zal worden uitgebreid naar een grote (inter)nationale multicenter-RCT (preoperatieve radiotherapie vs. postoperatieve radiotherapie).
(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:189–92)
Lees verder