NTVO - 2014, nummer 8, december 2014
L.M. Pronk , dr. J.A. van der Hage , drs. B. van der Hiel , H. Mallo , S. ter Meulen , prof. dr. J.B.A.G. Haanen
In deze fase 2-studie worden BRAF-gemuteerde irresectabele stadium III- of oligogemetastaseerd stadium IVmelanoompatiënten gedurende 8 weken neoadjuvant behandeld met de combinatie dabrafenib met trametinib. Het doel is om de tumor kleiner te maken, zodat volledige chirurgische resectie bij deze patiënten mogelijk wordt gemaakt. In deze monocentrumstudie zullen 25 patiënten in het Antoni van Leeuwenhoek worden behandeld. Naast het bepalen van de respons van deze patiënten zal ook uitvoerig translationeel onderzoek worden gedaan op het door middel van biopsieën verkregen weefsel.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:318–20)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 7, november 2014
dr. E. Versteijne , prof. dr. C.H.J. van Eijck , prof. dr. C.J.A. Punt , dr. S. Festen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , dr. E. Lens , dr. A. van der Horst , drs. M. Suker , dr. G. van Tienhoven
Het pancreascarcinoom heeft een slechte prognose. Slechts een klein deel van de tumoren is resectabel. Enkele studies suggereren dat preoperatieve radiochemotherapie het resectiepercentage en het percentage R0-resecties kan vergroten. De huidige landelijke multicentrum PREOPANC-studie randomiseert tussen directe exploratieve laparotomie en preoperatieve radiochemotherapie gevolgd door exploratieve laparotomie bij resectabele en borderline-resectabele pancreascarcinomen. Het primaire eindpunt is overleving naar intentie van behandeling.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:284–7)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 6, september 2014
drs. A.E.C.A.B. Willemsen , prof. dr. J.C. Grutters , dr. N.P. van Erp , prof. dr. W.R. Gerritsen , dr. J. Tol , prof. dr. C.M.L. van Herpen
Behandeling met everolimus kan interstitiële longziekte (‘interstitial lung disease’; ILD) veroorzaken. ILD is een frequent voorkomende bijwerking die kan leiden tot ernstige morbiditeit en zelfs tot mortaliteit. Het is daarnaast regelmatig de reden voor een dosisreductie of – interruptie van everolimus.
Het klinische beloop van ILD varieert sterk tussen patiënten en er zijn momenteel geen gegevens beschikbaar op basis waarvan het beloop van ILD kan worden voorspeld. Daardoor is het nu niet mogelijk om per patiënt te bepalen of everolimus veilig gecontinueerd kan worden of dat het moet worden gestaakt om ernstige morbiditeit te voorkomen. Het identificeren van vroege, niet-invasieve predictoren kan hierbij van grote waarde zijn.
In de PREVENT-studie wordt bij patiënten met borstkanker prospectief onderzocht welke factoren voorspellend zijn voor het optreden en de ernst van everolimusgeïnduceerde ILD. Daarnaast worden de immunologische mechanismen geanalyseerd die betrokken zijn bij het ontstaan van ILD en wordt een gestandaardiseerde behandelstrategie geëvalueerd.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:244–8)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 6, september 2014
D.T. Kruger , prof. dr. S.C. Linn , drs. K. Beelen , prof. dr. S. Sleijfer , dr., ir. M.P.H.M. Jansen , dr. C.R. Jimenez , prof. dr. E. Boven
Bij postmenopauzale patiënten met gemetastaseerd hormoonreceptorpositief, HER2-negatief mammacarcinoom, die eerder werden behandeld met anastrozol of letrozol, is vaak sprake van activering van de PI3K-AktmTOR-route op het moment van progressie. Everolimus is een eerste mTOR-remmer die in combinatie met exemestaan is geregistreerd voor de behandeling van deze patiëntencategorie. In een gerandomiseerde fase 3-studie is aangetoond dat de combinatie de progressievrije overleving significant verbeterde in vergelijking met exemestaan en placebo. Met deze behandeling is een nieuw middel beschikbaar gekomen dat de periode van chemotherapie nog kan uitstellen. Er zijn echter patiënten die geen profijt hebben van deze behandeling. Ten opzichte van exemestaan alleen gaat de combinatiebehandeling gepaard met meer bijwerkingen en hogere kosten. In de Biomarker Study Everolimus wordt met verschillende technieken in tumorweefsel en bloed onderzocht of er biomarkers in de PI3K-Akt-mTOR-route kunnen worden geïdentificeerd die voorspellen welke patiënten baat zullen hebben bij de behandeling met everolimus en exemestaan.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:250–4)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 5, august 2014
drs. R.J. Dost , drs. H.D. Hoving , prof. dr. I.J. de Jong
Het onderscheid maken tussen wel of niet gemetastaseerde prostaatkanker wordt met de huidige beeldvormende technieken beperkt door matige sensitiviteit en specificiteit. Aangezien de androgeenreceptor de drijvende kracht is bij meer dan 90% van de prostaattumoren kunnen radioactief gelabelde androgenen nuttig zijn om prostaatkanker in beeld te brengen. Enkele pilotstudies zijn inmiddels verricht en toonden het ‘proof of principle’ aan. Binnenkort starten vanuit het Universitair Medisch Centrum Groningen 2 studies waarin fluor-18-gelabeld dihydrotestosteron als nieuwe klinische tracer voor de moleculaire beeldvorming van (ossaal) gemetastaseerd prostaatkanker met PET/CT wordt onderzocht. Deze tracer kan door in-vivobinding aan de androgeenreceptor zorgen voor tumorspecifieke beeldvorming en daardoor mogelijk een meer patiëntspecifieke keuze in de behandeling. De studies zijn onderdeel van het ‘Prostate Cancer Molecular Medicine’-project 030–203, onderdeel van het ‘Center for Translational Molecular Medicine’.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:205–9)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 4, june 2014
prof. dr. W.R. Gerritsen
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:165)
Lees verderNTVO - 2014, nummer 4, june 2014
prof. dr. C.H. Bangma , dr. E. Schenk-Braat
De behandeling van kanker dat klinisch beperkt is tot de prostaat bestaat uit lokale verwijdering of bestraling van dit orgaan. In een aanzienlijk aantal gevallen is dit onvoldoende, waarschijnlijk door een onvolledige lokale therapie of door de initiële aanwezigheid van micrometastasen. De rationale voor oncolytische virotherapie bestaat uit het verminderen van tumor in de prostaat, met gelijktijdig het opwekken van een systemische immuunrespons. Deze aspecten worden bestudeerd in een fase 1-studie waarbij 1 x 10E11 tot 5 x 10E12 viruspartikels poliklinisch in de prostaat worden geïnjecteerd 3 weken voor radicale prostatectomie. Het toegediende gemodificeerde adenovirus, aangeduid met Ad[I/PPT-E1A], leidt alleen in prostaatcellen tot cellysis, omdat virusreplicatie onder strikte controle staat door de aanwezigheid van een hoogspecifieke promotor.
(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:166–9)
Lees verder