Cutane immuungerealteerde bijwerkingen als positieve indicator van algehele overleving na immuuntherapie

februari 2022 Algemeen Dominique Vrouwenvelder

Immuuntherapie staat in de voorhoede van de behandeling van kanker. Er is echter nog steeds een hoog percentage patiënten dat niet reageert op immuuncheckpointremmers of er immuungerelateerde bijwerkingen van krijgt.

Immuungerelateerde bijwerkingen van immuuncheckpointremmers (‘immune checkpoint inhubitors’, ICI’s) omvatten cutane immuungerelateerde bijwerkingen (‘cutaneous immune-related adverse events’, cirAE’s) die worden waargenomen bij ongeveer 20-40% van de patiënten die met ICI’s worden behandeld. In een recente studie van Tang et al. is het verband tussen deze cirAE’s en de overlevingsresultaten bij met immuuntherapie behandelde patiënten bestudeerd. De bevindingen van deze studie zijn onlangs gepubliceerd in JAMA Dermatology.

Deze retrospectieve cohortstudie heeft een cohortanalyse uitgevoerd op populatieniveau aan de hand van de TriNetX Diamond Network-databank, die gegevens bevat van 200 miljoen Amerikaanse en Europese patiënten. Deze case-control studie omvatte 7.008 patiënten die cirAE’s ontwikkelden na het ontvangen van immuuntherapie voor kanker aan spijsverteringsorganen, bronchus of longen, melanoom van de huid of urinewegen, samen met 7.008 gematchte controles. De karakteristieken van de patiënten waren evenwichtig tussen beide groepen met een gemiddelde leeftijd van 68 jaar en 43% vrouwen.

Beschermende uitkomsten met cirAE

Het Cox proportional hazard-model werd gebruikt om de associatie van cirAE’s met algehele overleving (‘overall survival’, OS) te analyseren. De zes-maanden-analyse constateerde dat de ontwikkeling van pruritus (hazard ratio [HR]: 0,695; 95%-BI: 0,602-0,803; p<0,001), medicamenteuze eruptie (HR: 0,755; 95%-BI: 0,635-0,897; p=0,001), xerose (HR: 0,626; 95%-BI: 0,469-0,834; p=0,001), aspecifieke huiduitslag (HR: 0,704; 95%-BI: 0,634-0,781; p<0,001) en het optreden van een cirAE (HR: 0,778; 95%-BI: 0,726-0,834; p<0,001) significant beschermend waren voor mortaliteit. Daarnaast waren ook eczemateuze dermatitis (HR: 0,612; 95%-BI: 0,314-1,195), vitiligo (HR: 0,534; 95%-BI: 0,254-1,123), bullous pemphigoid (HR: 0,524; 95%-BI: 0,140-1,956) en de ziekte van Grover (HR: 0,468; 95%-BI: 0,115-1,898) geassocieerd met beschermende klinische uitkomsten.

Conclusie

Deze retrospectieve case-controlstudie toonde aan dat cirAE’s sterke indicatoren zijn voor overleving en respons op immuuntherapie.

Referentie

Tang K, Seo J, Tiu BC, et al. Association of Cutaneous Immune-Related Adverse Events With Increased Survival in Patients Treated With Anti-Programmed Cell Death 1 and Anti-Programmed Cell Death Ligand 1 Therapy. JAMA Dermatol. 2022 Jan 12:e215476