Articles

‘Dancing eyes-dancing feet syndrome’ oftewel opsoclonus-myoclonus-syndroom als eerste uiting van een kleincellig longcarcinoom

NTVO - 2018, nummer 6, september 2018

drs. P.M.J. Plomp , dr. E.A. Kastelijn , drs. S.W.A. van Haarlem , dr. F.M.N.H. Schramel

Samenvatting

Het ‘dancing eyes-dancing feet syndrome’, oftewel het opsoclonus-myoclonus-syndroom (OMS), is een zeldzaam klinisch syndroom met een combinatie van het subacuut ontstaan van een oogbewegingsstoornis (opsoclonus), onvrijwillige spierbewegingen (myoclonus) en ataxie. Het syndroom heeft een beperkte differentiaaldiagnose en kan onder andere als een paraneoplastisch verschijnsel de eerste presentatie van een maligniteit zijn. Serologie naar autoantilichamen kan bijdragend zijn, maar is meestal negatief. Verder onderzoek naar een onderliggend ziektebeeld en vroege start van een behandeling zijn essentieel voor de langetermijnprognose van de neurocognitieve klachten. De hieronder beschreven casus illustreert een eerste presentatie van een kleincellig longcarcinoom door middel van het OMS.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:218–22)

Lees verder

Klinische uitkomsten van stadium I-II niet-kleincellig longcarcinoom behandeld met stereotactische radiotherapie of chirurgie

NTVO - 2015, nummer 6, september 2015

dr. E.A. Kastelijn , dr. S.Y. El Sharouni , drs. F.N. HOfman , dr. B.P. van Putte , dr. E. Monninkhof , prof. dr. M. van Vulpen , dr. F.M.N.H. Schramel

Samenvatting

Chirurgische resectie is de standaardbehandeling voor patiënten met stadium I-II niet-kleincellig longkanker (NSCLC). Stereotactische radiotherapie (SRT) blijkt echter een goede alternatieve behandeling te zijn. In dit onderzoek wordt de totale overleving, progressievrije overleving en het percentage met locoregionaal recidief en metastasen op afstand vergeleken tussen patiënten met stadium I-II NSCLC die zijn behandeld met SRT (n=53) of een operatie ondergingen (n=175). De ‘propensity score’-methode werd gebruikt om te corrigeren voor de verschillende patiëntkenmerken tussen beide behandelingen. Voor de correctie waren de totale overleving en progressievrije overleving na 1 en 3 jaar significant verschillend tussen SRT en chirurgie ten gunste van de chirurgiegroep. Na correctie waren de totale overleving en progressievrije overleving niet meer significant verschillend tussen de 2 behandelingen. De percentages locoregionaal recidief en metastasen op afstand waren vergelijkbaar tussen beide groepen, zowel voor als na correctie. Samengevat toont deze studie aan dat de uitkomsten na SRT vergelijkbaar zijn met de uitkomsten na chirurgie bij patiënten met stadium I-II NSCLC.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:213–20)

Lees verder

Gebruik van thoracale radiotherapie bij ‘extensive disease’ kleincellig longcarcinoom

NTVO - 2014, nummer 8, december 2014

A.A. van de Woestijne , dr. F.M.N.H. Schramel

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:327)

Lees verder

Anafylactische reacties na toediening van etoposide gevolgd door paclitaxel bij een patiënte

NTVO - 2014, nummer 3, may 2014

C.A. van den Bogert MSc, drs. E. Wiltink , drs. R. Vis , dr. R.A. Tupker , dr. F.M.N.H. Schramel

Samenvatting

Anafylactische reacties ten gevolge van chemotherapeutische medicatie komen soms voor en kunnen ernstig zijn. De diversiteit aan oorzaken maakt het optreden van een dergelijke overgevoeligheidsreactie moeilijk te voorspellen. Een 60-jarige vrouw ontwikkelde na toediening van een tweede chemotherapie etoposide ter behandeling van een kleincellig longcarcinoom een anafylactische reactie. Tijdens het vervolg van de behandeling werd etoposide vervangen door paclitaxel, waarna zij kort na het starten van de paclitaxel een tweede, ernstige anafylactische reactie kreeg. Opname op de intensivecareafdeling volgde, waarna de patiënte weer herstelde. Van zowel etoposide als paclitaxel is bekend dat een allergische reactie kan ontstaan bij intraveneuze toediening. Het mechanisme dat ten grondslag ligt aan deze reactie is niet bekend. Gezien het verschil in structuur is kruisovergevoeligheid tussen etoposide en paclitaxel niet waarschijnlijk. Om de oplosbaarheid van beide middelen te verhogen, worden respectievelijk de hulpstoffen polysorbaat 80 en Cremophor® EL gebruikt. Intradermale testen met beide middelen gaven een positieve reactie. De anafylactische reacties op beide cytostatica kunnen waarschijnlijk worden verklaard op grond van kruisovergevoeligheid voor de hulpstoffen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:100–4)

Lees verder