Articles

Gepersonaliseerde bestraling van de hals op geleide van de schildwachtklierprocedure bij patiënten met een plaveiselcelcarcinoom van keelholte of strottenhoofd met een klinisch negatieve hals: de PRIMO-studie

NTVO - jaargang 21, nummer 1, maart 2024

drs. S. van den Bosch , prof. dr. R.P. Takes , dr. M. de Ridder , prof. dr. R. de Bree , dr. A. Al-Mamgani , dr. W.H. Schreuder , dr. F.J.P. Hoebers , dr. S. van Weert , dr. J.B.W. Elbers , dr. J.A. Hardillo , drs. T.W.H. Meijer , dr. B.E.C. Plaat , drs. M.A. de Jong , prof. dr. J.C. Jansen , dr. D.J. Wellenstein , dr. G.B. van den Broek , dr. W.V. Vogel , drs. A.I.J. Arens , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders

SAMENVATTING

Bij primaire radiotherapie van het larynx- en farynxcarcinoom worden klinisch negatieve lymfeklieren in de hals meestal beiderzijds electief bestraald om mogelijke occulte metastasen te elimineren. Een electieve halsbestraling draagt in belangrijke mate bij aan permanente bijwerkingen zoals xerostomie en dysfagie, die de kwaliteit van leven nadelig beïnvloeden. Een recente meta-analyse toont dat de schildwachtklierprocedure een zeer betrouwbaar onderzoek is om lymfekliermetastasen uit te sluiten bij deze tumoren. De PRIMO-studie is een Nederlands multicenter gerandomiseerd onderzoek waarbij patiënten voorafgaand aan radiotherapie de schildwachtklierprocedure ondergaan. De lymfeklieren in de hals worden alleen bestraald indien de schildwachtklier metastasen bevat. Met deze behandelstrategie kan een standaard bilaterale electieve halsbestraling bij 9 van de 10 patiënten worden voorkomen. Onderzocht wordt of een gepersonaliseerde bestraling van de hals op geleide van de schildwachtklierprocedure niet leidt tot meer regionale recidieven (veiligheid) en resulteert in een betere kwaliteit van leven (effectiviteit) in vergelijking met een standaard bilaterale halsbestraling.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:32–5)

Lees verder

Multipele maxillofaciale osteosarcomen bij een patiënt met het Li-Fraumeni-syndroom

NTVO - jaargang 20, nummer 4, september 2023

drs. J.H. van Ginkel , dr. R.J.J. van Es , prof. dr. R. de Bree

SAMENVATTING

Een 31-jarige vrouw werd verwezen in verband met een zwelling van haar benige kin. Beeldvormend onderzoek toonde een radiolucente afwijking, waarbij differentiaaldiagnostisch in eerste instantie een reuscelgranuloom of ameloblastoom werd overwogen. Histopathologisch onderzoek van een botbiopt toonde het beeld van een hooggradig osteosarcoom. Bij aanvullend disseminatieonderzoek werd ook een primair multifocaal mammacarcinoom gediagnosticeerd. Klinisch-genetisch onderzoek toonde bij haar het Li-Fraumeni-syndroom aan. Een uitgebreid en langdurig oncologisch behandeltraject, bestaande uit chirurgie en chemotherapie, werd gevolgd door orofaciale rehabilitatie. Zij ontwikkelde hierna nog twee nieuwe osteosarcomen: in een ander deel van de mandibula en haar maxilla. Het Li-Fraumeni-syndroom is een zeldzame, autosomaal dominant overervende aandoening die wordt gekenmerkt door een verhoogde kans op het ontstaan van verschillende vormen van kanker op jonge leeftijd en wordt veroorzaakt door een mutatie van het tumorsuppressorgen TP53. Bij follow-up moet men bedacht zijn op het ontstaan van nieuwe primaire tumoren.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:160–3)

Lees verder

Wekelijks cisplatine versus driewekelijks op cisplatine gebaseerde chemoradiatie bij hoofd-halskankerpatiënten met lage skeletspiermassa: de CISLOW-studie

NTVO - jaargang 19, nummer 3, mei 2022

drs. A.W.M.A. Schaeffers , dr. L.A. Devriese , prof. dr. C.H. van Gils , dr. J.W. Dankbaar , dr. J. Voortman , dr. J.P. de Boer , drs. E.J. Smid , dr. G.W.J. Frederix , prof. dr. R. de Bree

SAMENVATTING

Bij patiënten die driewekelijks 100 mg/m2 lichaamsoppervlakte cisplatine in het kader van chemoradiatie (CCRT) krijgen vanwege een lokaal gevorderd plaveiselcelcarcinoom van het hoofd-halsgebied (HHPCC), komt cisplatine dosislimiterende toxiciteit (CDLT) vaak voor. Door CDLT kan de patiënt niet de geplande behandeling ontvangen, waardoor de kans op curatie en overleving vermindert. Het risico op CDLT is voor patiënten met een lage skeletspiermassa (SSM) drie keer hoger dan voor patiënten met een normale SSM. SSM kan worden bepaald door metingen op een CT-of MRI-scan van het hoofd-halsgebied, die routinematig wordt vervaardigd bij patiënten met (verdenking) op een HHPCC. Cisplatine op wekelijkse basis in een lagere dosering (40 mg/m2 lichaamsoppervlakte) is mogelijk minder toxisch. Voor een belangrijk effect op overleving en locoregionale controle zou de cumulatieve dosis cisplatine minimaal 200 mg/m2 moeten zijn. De hypothese is dat het vervangen van de standaard driewekelijkse dosis cisplatine door een wekelijkse dosis cisplatine gedurende zeven weken het risico op CDLT verkleint, waardoor een hogere cumulatieve dosis kan worden behaald. Een multicenter gerandomiseerde klinische studie bij patiënten met lage SSM is opgezet om dit te onderzoeken. De primaire uitkomstmaat is het verschil in therapietrouw aan CCRT bij patiënten die respectievelijk wekelijks 40 mg/m2 cisplatine en driewekelijks 100 mg/m2 cisplatine krijgen toegediend. Een extra controlegroep bestaat uit patiënten met een normale SSM, die volgens de lokale standaard cisplatine krijgen toegediend, waarbij beide doseringsschema’s mogen worden gebruikt. Secundaire uitkomstmaten bestaan uit de cumulatieve dosis cisplatine, toxiciteit, tijd tot eventueel recidief, tweejaarsoverleving, kwaliteit van leven, ervaringen van de patiënt en kosteneffectiviteit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:119–23)

Lees verder

Concomitante radiotherapie met cisplatinum of cetuximab voor de behandeling van locoregionaal gevorderd hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom

NTVO - 2021, nummer 2, april 2021

prof. dr. R. de Bree , dr. L.A. Devriese

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:73-4)

Lees verder

De schildwachtklierprocedure versus electieve halsklierdissectie bij vroegstadium-mondholtecarcinomen

NTVO - 2021, nummer 1, february 2021

prof. dr. R. de Bree , dr. M.J.H. Witjes , dr. B. de Keizer

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:35-7)

Lees verder

Profylactische pectoralis major lap ter reductie van het verhoogde risico op faryngocutane fistelvorming na laryngectomie bij patiënten met een lage skeletspiermassa: PECTORALIS-studie

NTVO - 2021, nummer 1, february 2021

drs. M.A. van Beers , prof. dr. C.H. van Gils , dr. G.W.J. Frederix , prof. dr. P.A. de Jong , dr. C.M. Speksnijder , prof. dr. R. de Bree

SAMENVATTING

Een faryngocutane fistel (FCF) is een veel voorkomende postoperatieve complicatie na een totale larynxextirpatie (TLE) en is vaak moeilijk te behandelen. Het optreden van een FCF gaat samen met de noodzaak tot langdurige sondevoeding, verminderde kwaliteit van leven, langdurigere ziekenhuisopname, verhoogde zorgkosten en uitstel van spraakrevalidatie, orale voedselinname en eventuele adjuvante behandelingen. Een van de strategieën om fistelvorming na TLE te minimaliseren, is het profylactisch naar de hals brengen van een pectoralis major myofasciale lap (PMMF) ter versterking van de faryngeale naad. Het gebruik van deze profylactische PMMF wordt aangeraden bij patiënten met een hoog risico op FCF. Recente studies rapporteerden een lage skeletspiermassa (SSM) als een significante voorspeller voor FCF. In een multicenter gerandomiseerde klinische studie worden patiënten geworven die gepland staan voor een TLE in de hoofd-halscentra van de Nederlandse Werkgroep Hoofd-Hals Tumoren (NWHHT). Met deze klinische studie wordt onderzocht of bij TLE-patiënten met een hoog risico voor FCF vanwege een lage SSM het profylactisch gebruik van een PMMF ter versterking van de faryngeale naad het risico op FCF kan verlagen. SSM wordt gemeten door middel van preoperatief routinematig vervaardigde CT- of MRI-scans op niveau C3. Patiënten met een lage skeletspiermassa worden vervolgens gerandomiseerd en verdeeld in de groepen die een TLE ondergaan met of zonder de profylactische PMMF. De primaire uitkomstmaat van dit onderzoek is het verschil in de incidentie van fistelvorming tussen beide groepen. Secundaire uitkomstmaten van dit onderzoek zijn verschillen in schouder-, nek- en slikfunctie, stemkwaliteit, kwaliteit van leven, opnameduur, perspectief van de patiënten op de behandeling en kosteneffectiviteit.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:28-31)

Lees verder

Vincristine-geïnduceerde stembandparese: een zeldzame maar gevaarlijke complicatie

NTVO - 2021, nummer 1, february 2021

drs. J.E. Swartz , drs. H.P.H. Hundscheid , dr. H. Bruijnzeel , prof. dr. P. Hoogerbrugge , dr. A.J.N. Bittermann , prof. dr. R. de Bree

SAMENVATTING

Deze casus beschrijft een driejarige patiënte die heesheid en stridor ontwikkelde tijdens haar behandeling voor een pre-B acute lymfatische leukemie. Na beoordeling door de KNO-arts bleek dit te berusten op een bilaterale stembandstilstand veroorzaakt door behandeling met vincristine. Vanwege respiratoire insufficiëntie werd zij geïntubeerd en onderging zij een stembandlateralisatie. Met behulp van CPAP kon zij na drie weken uiteindelijk gedetubeerd worden. De vincristine-dosis werd gedurende de verdere behandeling gehalveerd waardoor de behandeling succesvol kon worden afgemaakt. Vincristine-geïnduceerde stembandstilstand is een zeldzame maar potentieel levensbedreigende complicatie. In dit artikel presenteren wij een overzicht van alle in de literatuur beschreven kinderen met deze aandoening.

Samenvattend adviseren wij dat bij behandeling van een kind met vincristine waarbij stridor of heesheid ontwikkelt, laagdrempelig de (kinder-)KNO-arts in consult gevraagd dient te worden om de beweeglijkheid van de stembanden te beoordelen. De overwegingen voor aanpassen van doseringen en (luchtweg)interventie is een multidisciplinaire aangelegenheid tussen kinderoncoloog, KNO-arts, anesthesist en intensivist.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:16-21)

Lees verder