Articles

Adjuvante behandeling van hoogrisico- endometriumcarcinoom: update van recente gerandomiseerde studies

NTVO - 2020, nummer 1, february 2020

dr. S.M. de Boer , dr. R.A. Nout , prof. dr. C.L. Creutzberg

SAMENVATTING

Endometriumcarcinoom (EC) wordt meestal in een vroeg stadium ontdekt door vroeg optreden van symptomen als postmenopauzaal vaginaal bloedverlies. Slechts 15–20% van de patiënten heeft een slechtere prognose door een hoger risico op afstandsmetastasen en ziektegerelateerd overlijden. Hoogrisico-EC (HREC) omvat zowel stadium I-II-tumoren met ongunstige prognostische kenmerken als meer gevorderde tumorstadia en verschillende histologische subtypen en is derhalve een heterogene groep. Er bestaat veel discussie over de adjuvante behandeling. Recentelijk zijn de resultaten van drie grote gerandomiseerde studies (PORTEC-3, GOG-249 en GOG-258) gepubliceerd. In dit overzichtsartikel worden deze drie studies samen met resultaten uit eerdere onderzoeken besproken en in perspectief geplaatst.

De PORTEC-3-studie toonde voor patiënten met HREC een significante verbetering in totale en progressievrije overleving met het toevoegen van chemotherapie aan radiotherapie (CTRT) vergeleken met radiotherapie alleen (RT). Voor stadium I-II-HREC geeft RT van het bekken een goede locoregionale controle en wordt geen klinisch relevante verbetering van de progressievrije overleving en totale overleving gezien met CTRT in zowel de PORTEC-3- als de GOG-249-studie. Voor patiënten met stadium III en/of sereus type EC geeft CTRT een significante winst in totale en progressievrije overleving. Ten opzichte van behandeling met chemotherapie alleen geeft CTRT een betere locoregionale controle bij patiënten met stadium III/IV-EC (GOG-258-studie). CTRT gaat gepaard met een hogere kans op toxiciteit en een verminderde kwaliteit van leven tijdens en na de behandeling, vooral door sensorische neuropathie. Het blijft daarom belangrijk om met elke individuele patiënt de afweging te maken. Translationeel onderzoek zal in de toekomst helpen de behandeling van HREC-patiënten meer te individualiseren waardoor onder- en overbehandeling kan worden voorkomen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:4–10)

Lees verder

Solitaire supraclaviculaire lymfekliermetastase bij cervixcarcinoom: kans op curatie?

NTVO - 2020, nummer 1, february 2020

dr. C.L. Deijen , dr. R.A. Nout , dr. J.R. Kroep , prof. dr. C.L. Creutzberg

SAMENVATTING

Jaarlijks krijgen meer dan 800 vrouwen in Nederland cervixcarcinoom, van wie het merendeel tussen 35 en 45 jaar is. Ongeveer 200 vrouwen overlijden elk jaar aan de ziekte. De prognose is gerelateerd aan het FIGO-stadium en daalt naarmate het stadium vordert. In geval van gemetastaseerde ziekte wordt doorgaans systemische therapie gegeven, waarbij de responskans en -duur van de verschillende chemotherapieschema’s beperkt is en systemische therapie gepaard kan gaan met bijwerkingen. Bij alleen lymfogeen op afstand gemetastaseerd cervixcarcinoom kan door middel van radiotherapie vaak langdurige lokale controle worden bereikt, en in sommige gevallen curatie, met relatief weinig bijwerkingen. Daarom dient bij patiënten met beperkt gemetastaseerde ziekte een behandeling bestaande uit alleen hooggedoseerde radiotherapie te worden overwogen, zodat chemotherapie kan worden ingezet indien uitgebreidere metastasering optreedt.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:17–24)

Lees verder

Het DOMEC-onderzoek: een fase 2-onderzoek naar de effectiviteit van ‘checkpoint’- en PARP-remming bij gerecidiveerd endometriumcarcinoom

NTVO - 2019, nummer 8, december 2019

drs. C.C.B. Post , dr. A.M. Westermann , dr. T. Bosse , dr. I.A. Boere , dr. R.I. Lalisang , dr. P.B. Ottevanger , prof. dr. A.K.L. Reyners , prof. dr. G.S. Sonke , dr. P.O. Witteveen , ir. W.M. Meershoek-Klein Kranenbarg , prof. dr. H. Putter , dr. M.J.P. Welters , prof. dr. S.H. van der Burg , dr. R.A. Nout , prof. dr. C.L. Creutzberg , dr. J.R. Kroep

SAMENVATTING

Vergevorderd (gerecidiveerd, niet-resectabel of gemetastaseerd) endometriumcarcinoom heeft een slechte prognose. Voor vrouwen met afstandsmetastasen van een endometriumcarcinoom bedraagt de 5-jaarsoverleving slechts 10–20%. Eerstelijns- systemische therapie bestaat uit platinum-bevattende chemotherapie of hormoontherapie gevolgd door chemotherapie. Er is geen standaard vervolgbehandeling. Moleculaire tumoreigenschappen kunnen een aangrijpingspunt zijn voor meer gepersonaliseerde vervolgbehandeling, zoals poly-(ADP-ribose)polymerase (PARP)-remming en immuuntherapie. PARP-remmers blokkeren een eiwit dat kankercellen gebruiken om DNA te herstellen. Dit leidt voornamelijk in homologe recombinatiedeficiënte (HRD) tumoren, zoals tumoren met een BRCA-genmutatie, tot celdood. Met name bij het niet-endometrioïd endometriumcarcinoom komt HRD frequent voor en lijken PARP-remmers een aantrekkelijke behandelmogelijkheid. Immuuntherapie met ‘checkpoint’-blokkade van ‘programmed cell death protein-1’ (PD-1)/’programmed cell death ligand 1’ (PD-L1) heft de remming van de T-cel-gemedieerde immuunrespons op. In endometriumcarcinomen met een hoge mutatiefrequentie, zoals tumoren met polymerase-epsilon (POLE)- mutatie of ‘mismatch-repair’-deficiëntie, is de responskans op PD-L1-blokkade relatief hoog. Verondersteld wordt dat combinatiebehandeling met PARP-remming en ‘checkpoint’-blokkade een synergistisch antitumoreffect oplevert. Het DOMEC-onderzoek (‘Durvalumab and Olaparib in Metastatic/recurrent Endometrial Cancer’) is een Nederlands, prospectief, multicenter, fase 2-’Dutch Gynaecology Oncology Group’ (DGOG)-onderzoek naar de werkzaamheid van de PD-L1-blokker durvalumab (elke vier weken 1.500 mg intraveneus) in combinatie met PARP-remmer olaparib (tweemaal daags 300 mg tablet) bij 55 patiënten met gerecidiveerd, niet-resectabel of gemetastaseerd endometriumcarcinoom, inclusief carcinosarcoom uitgaande van de uterus. Primair eindpunt is progressievrije overleving; secundaire eindpunten zijn responskans, algehele overleving, toxiciteit en voorspellende biomarkers.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:334–9)

Lees verder

Implementatie en ‘quality assurance’ van ‘state-of-the-art’ radiotherapie voor gevorderd cervixcarcinoom in Nederland: een kwaliteitsbevorderingsproject

NTVO - 2017, nummer 3, may 2017

dr. R.A. Nout , dr. A.A.C. de Leeuw , dr., ir. R.G.H. van Leeuwen , dr., ir. A. Mans , dr. C.G. Verhoef , dr. I.M. Jürgenliemk-Schulz

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:117–21)

Lees verder

De PORTEC-4a-studie: fase 3-studie naar de waarde van een geïntegreerd moleculair risicoprofiel bij indicatiestelling tot adjuvante radiotherapie bij stadium I-II endometriumcarcinoom

NTVO - 2017, nummer 2, march 2017

dr. R.A. Nout , dr. T. Bosse , prof. dr. V.T.H.B.M. Smit , prof. dr. C.L. Creutzberg

Samenvatting

Endometriumcarcinoom wordt doorgaans in een vroeg stadium gediagnosticeerd, waarbij uterus- en adnexextirpatie de standaardbehandeling is. In eerdere onderzoeken is aangetoond dat postoperatieve radiotherapie (RT) de kans op lokaal recidief significant vermindert, echter zonder invloed op de overleving. De meeste (75%) lokale recidieven treden op in de proximale vagina en kunnen dan alsnog effectief worden behandeld. Na de PORTEC-1-studie werd de indicatie voor RT beperkt tot patiënten met risicofactoren. De PORTEC-2-studie toonde dat vaginale brachytherapie zeer effectief is in het voorkomen van vaginaal recidief, met minder bijwerkingen en betere kwaliteit van leven dan uitwendige RT. Postoperatief behandelen van alle patiënten met risicofactoren kan worden beschouwd als overbehandeling, aangezien bij een afwachtend beleid de uiteindelijke lokale controle (inclusief recidiefbehandeling) ongeveer gelijk zou zijn aan de lokale controle na adjuvante brachytherapie. Patiënt-preferentieonderzoek heeft echter uitgewezen dat verlaging van de recidiefkans zeer belangrijk wordt gevonden, ook zonder overlevingswinst, en dat patienten de weinig belastende vaginale brachytherapie prefereren boven een afwachtend beleid. Recentelijk zijn moleculair-genetische eigenschappen van het endometriumcarcinoom bekend geworden en is een geïntegreerd klinisch-pathologisch en moleculair risicoprofiel ontwikkeld met een sterkere prognostische betekenis voor de individuele tumor. Hiermee kan de indicatiestelling tot adjuvante radiotherapie worden verbeterd en overbehandeling verminderd.

In de multicentrum PORTEC-4a-studie zullen patiënten met endometrioïd type stadium I-II endometriumcarcinoom met risicofactoren worden gerandomiseerd (1:2) tussen vaginale brachytherapie (standaardgroep) of bepaling van het geïntegreerd moleculair risicoprofiel (experimentele groep), waarbij patiënten met een gunstig profiel worden geobserveerd, patiënten met een intermediair profiel vaginale brachytherapie krijgen, en bij patiënten met een ongunstig profiel uitwendige radiotherapie van het bekkengebied wordt gegeven. De eerste 50 patiënten worden opgenomen in een pilotfase, waarbij primaire eindpunten de acceptatie van de studie en de logistiek van bepalen van het moleculaire profiel binnen twee weken zijn. Bij gunstige uitkomst van de pilotfase wordt de studie gecontinueerd tot 500 evalueerbare patiënten. Primair studie-eindpunt is vaginaal recidief; secundaire eindpunten zijn algemene en ziektevrije vijfjaarsoverleving, vaginale controle inclusief recidiefbehandeling, recidieven in het bekken en op afstand, bijwerkingen, kwaliteit van leven en zorgkosten.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:66–72)

Lees verder

Postoperatieve radiotherapie bij het endometriumcarcinoom: reduceren van overbehandeling en verbetering van kwaliteit van leven

NTVO - 2014, nummer 1, february 2014

dr. R.A. Nout

Samenvatting

Op 17 april 2013 promoveerde dr. R.A. Nout, cum laude, aan de Universiteit van Leiden op zijn promotieonderzoek, getiteld ‘Post operative radiation therapy in endometrial cancer: reducing overtreatment and improving quality of life’ onder begeleiding van prof. dr. C.L. Creutzberg en prof. dr. C.A.M. Marijnen, beiden verbonden aan de vakgroep Klinische Oncologie van het Leids Universitair Medisch Centrum, en dr. V.T.H.B.M. Smit, vakgroep Pathologie van het Leids Universitair Medisch Centrum. Hieronder staan de belangrijkste bevindingen van zijn onderzoek weergegeven.

(Ned Tijdschr Oncol 2014;11:40–2)

Lees verder

Moleculaire pathologie van het endometriumcarcinoom: kansen voor verbetering van diagnostiek en behandeling

NTVO - 2013, nummer 6, september 2013

prof. dr. V.T.H.B.M. Smit , dr. T. Bosse , dr. R.A. Nout , prof. dr. C.L. Creutzberg

Samenvatting

Endometriumcarcinoom is de meest voorkomende gynaecologische maligniteit in de westerse wereld met in Nederland een incidentie van ongeveer 17 per 100.000 vrouwen per jaar. Hoewel de meeste patiënten (75–80%) zich presenteren in een relatief vroeg stadium (FIGO I–II) en daarmee ook een goede prognose hebben, is er nog steeds ruimte voor verbetering van de behandeling van zowel deze groep als de groep patiënten met hogere FIGO-stadia en de meer agressievere vormen van endometriumcarcinoom (zoals sereus type carcinoom). In de vroege stadia van endometriumcarcinoom wordt op basis van een klinische en pathologische risico-inschatting vaak aanvullende radio- en/of chemotherapie gegeven, waarbij voor een deel van de patiënten dit een vorm van overbehandeling lijkt. Voor de hogere stadia hebben we nog geen goede en effectieve behandelvormen. Kennis van de moleculair-genetische veranderingen die ten grondslag liggen aan het ontstaan van endometriumcarcinoom kunnen behulpzaam zijn om de risicoinschatting te verbeteren. Verder kan deze kennis worden gebruikt voor de ontwikkeling van nieuwe effectievere doelgerichte geneesmiddelen bij de hogere stadia.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:219–25)

Lees verder