SAMENVATTING

De geslachtshormonen oestradiol en progesteron, en in mindere mate testosteron, zijn bij vrouwen in verband gebracht met het risico om borstkanker te krijgen. Wij hebben literatuuronderzoek verricht naar de relatie tussen het aantal doorgemaakte menstruele cycli, en daarmee de expositie aan deze hormonen, en het ontstaan van borstkanker. Een fysiologische afname van het aantal doorgemaakte cycli ten gevolge van een late menarche, een vroege menopauze, zwangerschappen en borstvoeding, en interferentie met het aantal cycli door genetische afwijkingen, pathologische aandoeningen en farmaceutische interventies, tonen een sterke correlatie tussen het risico om borstkanker te krijgen en het totale aantal doorgemaakte cycli. In klinische situaties zonder menstruele cycli bestaat een aanzienlijk lager borstkankerrisico. In genetische of transgendersituaties met normale vrouwelijke borsten en oestrogenen, maar zonder progesteron, is de incidentie van borstkanker zeer laag, wijzend op een essentiële rol van progesteron. Tijdens de menstruele cyclus heeft progesteron een sterk proliferatief effect op normaal borstepitheel, terwijl oestradiol en testosteron slechts een gering effect hebben. De herhaalde intermitterende stimulatie van het borstepitheel door progesteron verhoogt de epitheliale mutatiebelasting en veroorzaakt proliferatie-geassocieerde DNA-replicatiefouten via door progesteron gestimuleerde factoren zoals WNT4, RANKL en APOBEC3B. Langlevende epitheliale cellen in het borstepitheel, zoals stamcellen, kunnen deze mutaties gedurende lange perioden meedragen en het kan tientallen jaren duren totdat deze mutaties leiden tot borsttumoren die groot genoeg zijn om te diagnosticeren. Borsttumoren gediagnosticeerd tijdens het gebruik van hormonale anticonceptie of na de menopauze, al dan niet tijdens het gebruik van menopauzale hormoontherapie, zijn het gevolg van de groei van reeds bestaande, maar nog niet gediagnosticeerde, en door het progesteron van eerdere menstruele cycli veroorzaakte borsttumoren. Daarbij kan de groei van hormoongevoelige tumoren wel worden gestimuleerd door oestrogenen en sommige progestagenen, daarmee de onjuiste indruk wekkend, dat deze behandelingen borstkanker veroorzaken.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2024;21:13–21)