Samenvatting

Achtergrond: Bij 35% van alle patiënten met pancreascarcinoom is sprake van irresectabele, lokaal irresectabele ziekte ten tijde van diagnose. Meerdere studies hebben het systemische effect van de chemotherapie FOLFIRINOX (fluorouracil, leucovorine, irinotecan en oxaliplatine) onderzocht bij patiënten met lokaal irresectabel pancreascarcinoom. Deze studie richt zich op het evalueren van de effectiviteit van FOLFIRINOX als eerstelijnsbehandeling in deze patiëntenpopulatie.

Methode: Een systematisch literatuuronderzoek is verricht in Embase, MEDLINE (OvidSP), Web of Science, Scopus, PubMed Publisher, Cochrane en Google Scholar voor studies die eerstelijnsbehandeling met FOLFIRINOX hebben gegeven aan patiënten met lokaal irresectabel pancreascarcinoom van 1 juli 1994 tot 2 juli 2015. De primaire uitkomstmaat was algehele overleving. Secundaire uitkomsten waren progressievrije overleving, complicaties graad 3 of 4 en proportie van patiënten die (chemo)radiotherapie of (radicale) resectie ondergingen na FOLFIRINOX. De overlevingsgegevens zijn geëvalueerd door middel van de Kaplan-Meier-methode met individuele patiëntengegevens. Complicaties graad 3 of 4 en de proportie van patiënten die aansluitend aan de FOLFIRINOX (chemo)radiotherapie of resectie ondergingen zijn gepoold in een ‘random-effects’-model.

Resultaten: Dertien studies met 689 patiënten zijn geïncludeerd, van wie 355 (52%) patiënten lokaal irresectabel pancreascarcinoom hadden. Elf studies rapporterend over overlevingsuitkomsten bij 315 patiënten met lokaal irresectabele ziekte waren geschikt voor de meta-analyse op patiëntenniveau. De mediane algehele overleving vanaf de start van FOLFIRINOX reikte van 10,0 maanden tot 32,7 maanden in de studies met een gepoolde meta-analyse op individuele patiëntengegevens een mediane algehele overleving van 24,2 maanden (95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 21,7–26,8). De mediane progressievrije overleving reikte van 3,0 maanden tot 20,4 maanden tussen de studies met een gepoolde metaanalyse en op individuele patiëntengegevens een mediane progressievrije overleving van 15,0 maanden (95%-BI 13,8–16,2). In tien studies met 490 patienten zijn 296 graad 3– of 4-complicaties gerapporteerd (60,4 ‘events’ per 100 patiënten). Geen enkel overlijden is toegeschreven aan de toxiciteit van FOLFIRINOX. De proportie van patiënten die aansluitend aan de FOLFIRINOX (chemo)radiotherapie ondergingen reikte tussen 31% en 100% in de verschillende studies. In acht studies ontvingen 154 (57%) van 271 patiënten (chemo)radiotherapie na de FOLFIRINOX. De gepoolde proportie van patiënten die (chemo)radiotherapie ondergingen was 63,5% (95%-BI 43,381,6; I2 90%). In 12 studies ondergingen 91 (28%) van 325 patiënten een resectie na FOLFIRINOX. De proportie van patiënten die resectie ondergingen voor lokaal irresectabel pancreascarcinoom reikte tussen 0% tot 43%. De proportie radicale resecties reikte tussen 50% en 100%. De gepoolde proportie van patiënten die resectie ondergingen bedroeg 25,9% (95%-BI 20,2–31,9; P 24%), met een gepoolde radicaliteit van 74% in 81 patiënten.

Conclusie: Patiënten met een lokaal irresectabel pancreasccarcinoom behandeld met FOLFIRINOX hebben een mediane overleving van 24,2 maanden. Dit is langer dan gerapporteerd na behandeling met gemcitabine (6–13 maanden). Toekomstige studies zullen moeten onderzoeken of deze veelbelovende resultaten blijven staan in gerandomiseerde studies en zullen ook moeten uitwijzen welke patiënten profijt hebben van aanvullende behandeling na de FOLFIRINOX, hetzij (chemo)radiotherapie dan wel resectie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:101–13)