journal scan

Gerandomiseerde studie naar cytoreductieve chirurgie bij recidief ovariumcarcinoom

NTVO - jaargang 19, nummer 2, april 2022

dr. W. Lips , dr. C.D. de Kroon

SAMENVATTING

In de DESKTOP-III-studie is de waarde van cytoreductieve chirurgie bij recidief ovariumcarcinoom onderzocht. Eerdere DESKTOP-studies hebben laten zien dat dit alleen zinvol is indien complete cytoreductie kan worden bewerkstelligd en dat een positieve AGO-score (ECOG-‘performance score’ van 0, complete primaire ‘debulking’ en aanwezigheid van maximaal 500 ml ascites) de kans op complete cytoreductie kan voorspellen met accuratesse van meer dan 75%. In de DESKTOP III werden vrouwen met een recidief ovariumcarcinoom, platinumvrij interval van ten minste zes maanden en een positieve AGO-score gerandomiseerd tussen cytoreductie gevolgd door chemotherapie en alleen chemotherapie.1 Een totaal van 407 patiënten werden geïncludeerd (chirurgiegroep n=206, chemotherapiegroep n=201). De mediane algehele overleving was 53,7 maanden in de chirurgiegroep (75,5% complete cytoreductie) en 46,0 maanden in de chemotherapiegroep (hazardratio 0,75; 95%-betrouwbaarheidsinterval 0,59-0,96; p=0,02). Er was geen verschil in kwaliteit van leven en geen perioperatieve mortaliteit. Daarnaast kon geen subgroep worden gedefinieerd waarin cytoreductie niet van voordeel was.

De auteurs concluderen dat cytoreductie in combinatie met chemotherapie van voordeel is ten opzichte van alleen chemotherapie voor patiënten met een recidief ovariumcarcinoom en een positieve AGO-score.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:85–6)

Lees verder

Nieuwe behandelingen voor HER2-gemuteerd niet-kleincellig longcarcinoom. Eureka?

NTVO - 2022, nummer 1, february 2022

L. Van Acker MD, Dr. R. Cornelissen

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:44-6)

Lees verder

Eerstelijnsbehandeling van gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom met nivolumab en ipilimumab gecombineerd met twee cycli chemotherapie (CheckMate 9LA): een internationale, multicenter, gerandomiseerde fase 3-studie

NTVO - 2021, nummer 8, november 2021

drs. I. Smesseim , dr. A. Becker-Commissaris , dr. W.K. de Jong

INLEIDING

Jaarlijks wordt in Nederland bij ruim 14.000 mensen de diagnose longcarcinoom gesteld.1 In 85% van de gevallen is sprake van een niet-kleincellig longcarcinoom.2 Patiënten met gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom en een ‘WHO performance score’ van 0–1 komen in aanmerking voor systemische palliatieve behandeling. De behandeling is onder andere afhankelijk van het histologische subtype (plaveiselcarcinoom of adenocarcinoom), PD-L1-expressie en aanwezigheid van een (behandelbare) mutatie. Indien sprake is van een behandelbare mutatie, dan heeft behandeling met een doelgerichte tyrosinekinaseremmer de voorkeur. Bij het ontbreken van een behandelbare mutatie en een verhoogde PD-L1-expressie (>50%) heeft behandeling met alleen immuuntherapie de voorkeur (bijvoorbeeld pembrolizumab).3 Indien een snelle tumorreductie noodzakelijk is, kan chemotherapie hieraan worden toegevoegd. Bij het ontbreken van een behandelbare mutatie en een PD-L1-expressie <50% is een behandeling aangewezen met een combinatie van chemotherapie (gebaseerd op basis van histologisch subtype) en immuuntherapie. Ook duale immuuntherapie, een PD-L1-remmer gecombineerd met een CTLA-4-remmer, is onderzocht en resulteerde in soms langdurige respons en overleving, onafhankelijk van PD-L1-expressie.4

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:294–5)

Lees verder

Concomitante radiotherapie met cisplatinum of cetuximab voor de behandeling van locoregionaal gevorderd hoofd-halsplaveiselcelcarcinoom

NTVO - 2021, nummer 2, april 2021

prof. dr. R. de Bree , dr. L.A. Devriese

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:73-4)

Lees verder

De schildwachtklierprocedure versus electieve halsklierdissectie bij vroegstadium-mondholtecarcinomen

NTVO - 2021, nummer 1, february 2021

prof. dr. R. de Bree , dr. M.J.H. Witjes , dr. B. de Keizer

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:35-7)

Lees verder

Minder kankerdiagnosen tijdens COVID-19-epidemie in Nederland

NTVO - 2020, nummer COVID special, september 2020

dr. B.A.C. van Dijk , prof. dr. R. de Bree

SAMENVATTING

Dinmohamed, et al. vergeleken het aantal diagnosen van kanker gesteld in de periode sinds de eerste vastgestelde besmetting in Nederland (24 februari tot 14 april 2020) met de periode ervoor (vanaf 6 januari 2020). Zij vonden een vermindering van 9–37% per week, vergeleken met het gemiddelde over de weken voor de eerste besmetting. Dit percentage varieerde niet alleen per week, maar was ook verschillend voor diverse tumorsoorten. Zo werd in een week 61% minder vaak de diagnose huidkanker gesteld. Ook bij ouderen (≥80 jaar), in het zuiden van Nederland en bij borstkanker leek de diagnose kanker minder vaak gesteld te zijn.

De auteurs geven een aantal mogelijke oorzaken voor deze vermindering van de door PALGA geregistreerde kankerdiagnosen. Patiënten kunnen mogelijk morele bezwaren hebben om gebruik te maken van de zorg voor klachten die niet gerelateerd zijn aan COVID-19, aannemen dat voor niet-COVID-19-zorg geen plaats is en angst hebben om COVID-19 op te lopen bij een bezoek aan de huisarts of het ziekenhuis. Door huisartsen werden consulten voor niet-acute zorg veelal verricht via telefoon of digitale media, waardoor klachten mogelijk minder goed beoordeeld konden worden en geen lichamelijk onderzoek plaats kon vinden.

In ziekenhuizen werd mogelijk de capaciteit van diagnostische onderzoeken vooral aangewend voor het bestrijden van COVID-19, waardoor minder capaciteit over kon blijven voor andere zorg. Daarnaast werden vanaf 16 maart de nationale screeningsprogramma’s voor borst-, darm- en baarmoederhalskanker stopgezet, waardoor minder vaak de diagnose van deze vormen van kanker gesteld kon worden.

Vervolgens beschrijven de auteurs de acties die door IKNL op 2 en 15 april zijn ondernomen om verlate diagnosen door uitgestelde zorg tegen te gaan. Zo werden patiënten aangemoedigd bij aanhoudende klachten de huisarts te bezoeken, werden huisartsen aangemoedigd patiënten met een verdenking op kanker door te sturen, werd gevraagd de nationale screeningsprogramma’s voor kanker te herstarten, en werd getracht misvattingen over het verhoogde risico van besmetting binnen een ziekenhuis en de verminderde middelen voor behandeling van kanker op te heffen.

Lees verder