Articles

De INTERACT-II-studie: intraperitoneale irinotecan met FOLFOX en bevacizumab voor irresectabele colorectale peritoneale metastasen

NTVO - jaargang 20, nummer 5, oktober 2023

drs. T.B.M. van den Heuvel , N.A.D. Guchelaar , drs. V.C.J. van de Vlasakker , dr. R.J. Lurvink , dr. S.L.W. Koolen , dr. E. van Meerten , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. E.V.E. Madsen , R.J.F. Bax , dr. I.H.J.T. de Hingh , dr. S.W. Nienhuijs , dr. G.J. Creemers , dr. I.E.G. van Hellemond , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. A.H.J. Mathijssen , dr. J.W.A. Burger

SAMENVATTING

Bij ongeveer 10% van de patiënten met colorectaal carcinoom (CRC) ontwikkelen zich peritoneale metastasen. Voor het merendeel van deze patiënten is cytoreductieve chirurgie met hypertherme intraperitoneale chemotherapie niet zinvol vanwege te uitgebreide, niet-resectabele ziekte. De prognose voor deze patiëntengroep is slecht, aangezien systemische therapie niet erg effectief is, mogelijk doordat de chemotherapie de peritoneum-plasmabarrière niet goed passeert en maar beperkt in de buikholte terechtkomt. Chemotherapie direct in de buikholte toedienen, als aanvulling op systemische therapie, zorgt voor een hoge dosis chemotherapie in de buikholte. Irinotecan lijkt hiervoor geschikt vanwege de beperkte systemische opname vanuit de buikholte. In de INTERACT-fase I-studie is de maximaal tolereerbare dosis van intraperitoneaal toegediende irinotecan in combinatie met mFOLFOX-4/bevacizumab bepaald. Vanwege de hoopvolle resultaten uit deze studie, waarbij vier patiënten uiteindelijk toch in aanmerking kwamen voor CRS-HIPEC, is de INTERACT-II opgezet. In deze fase II-studie zullen 85 patiënten met uitgebreide peritoneale ziekte (PCI >20) worden behandeld met mFOLFOX-4/bevacizumab intraveneus en irinotecan 75 mg intraperitoneaal. Primair eindpunt is de algehele overleving. Secundaire eindpunten zijn onder andere progressievrije overleving, toxiciteit, kwaliteit van leven en farmacokinetiek.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:210–4)

Lees verder

Intraperitoneale chemotherapie bij niet-resectabele peritoneale metastasen

NTVO - jaargang 20, nummer 4, september 2023

N.A.D. Guchelaar , drs. B.J. Noordman , dr. S.L.W. Koolen , dr. B. Mostert , dr. E.V.E. Madsen , dr. J.W.A. Burger , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. G.J. Creemers , dr. I.H.J.T. de Hingh , dr. M. Luyer , dr. S. Bins , dr. P.C. van der Sluis , dr. E. van Meerten , dr. S.M. Lagarde , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. R.H.J. Mathijssen

SAMENVATTING

Peritoneale metastasen zijn geassocieerd met een slechte prognose. Palliatieve systemische chemotherapie is de standaardbehandeling voor patiënten met irresectabele peritoneale ziekte, maar de effectiviteit daarvan wordt belemmerd door de peritoneum-plasmabarrière. Cyclisch toegediende intraperitoneale chemotherapie via een peritoneale toegangspoort zou een nieuwe en betere behandelmogelijkheid kunnen zijn voor deze patiëntenpopulatie. In dit overzichtsartikel wordt de huidige stand van zaken over cyclische intraperitoneale chemotherapie voor verschillende tumortypen besproken en wordt een overzicht gegeven van lopende studies in Nederland.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:154–9)

Lees verder

De MEND-IT-studie

NTVO - jaargang 20, nummer 4, september 2023

drs. K. van den Berg , drs. D.M.J. Creemers , drs. E. Banken , dr. E.L.K. Voogt , dr. T.E. Buffart , prof. dr. H.M.W. Verheul , dr. E.C. Gootjes , dr. J.W.B. de Groot , prof. dr. C. Verhoef , dr. J. Melenhorst , dr. J.M.L. Roodhart , prof. dr. J.H.W. de Wilt , dr. H.L. van Westreenen , drs. A.G.J. Aalbers , dr. ir. M. van ’t Veer , prof. dr. C.A.M. Marijnen , drs. J. Vincent , dr. L.H.J. Simkens , drs. N.A.J.B. Peters , dr. M. Berbée , drs. I.M. Werter , dr. P. Snaebjornsson , dr. E. van Meerten , dr. H.M.U. Peulen , dr. G. van Lijnschoten , dr. M.J. Roef , dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen , dr. J.G. Bloemen , drs. J.M.W.E. Willems , dr. I.E.G. van Hellemond , dr. G.J.M. Creemers , dr. J. Nederend , prof. dr. H.J.T. Rutten , dr. J.W.A. Burger

SAMENVATTING

Neoadjuvante chemoradiotherapie voorafgaand aan chirurgie is voor een deel van de patiënten met een lokaal voortgeschreden rectumcarcinoom onvoldoende om terugkeer van ziekte te voorkomen. Mogelijk geldt dit in het bijzonder voor patiënten met een zogenoemde ‘lelijke’ primaire tumor. Specifieke radiologische kenmerken die zijn geassocieerd met een hoog risico op terugkeer van ziekte betreffen: tumorinvasie door de mesorectale fascie (MRF), graad IV extramurale veneuze invasie (EMVI), uitgebreide extramesorectale (laterale) lymfeklieren (noduli) en tumordeposities. Recente studies laten zien dat het toevoegen van chemotherapie aan de neoadjuvante behandeling van het lokaal gevorderd rectumcarcinoom leidt tot betere tumorrespons. Dit leidde echter niet tot een betere overleving of tot een lager lokaal recidiefpercentage. Bovendien is onduidelijk welke patiënten baat hebben bij intensieve voorbehandeling en welke patiënten onnodig worden blootgesteld aan de risico’s van chemotherapie. In de MEND-IT-studie wordt onderzocht of de respons bij patiënten met een hoogrisico- lokaal voortgeschreden rectumcarcinoom kan worden gemaximaliseerd met behulp van uitgebreide neoadjuvante behandeling, bestaande uit triplet chemotherapie (FOLFOXIRI; 5-fluorouracil, leucovorine, oxaliplatine en irinotecan) voorafgaand aan chemoradiotherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:172–6)

Lees verder

Inductiechemotherapie, ‘to do or not to do’ bij het lokaal recidief rectumcarcinoom: de PelvEx II-studie

NTVO - jaargang 20, nummer 3, juli 2023

drs. F. Piqeur , drs. S. Nordkamp , drs. L. Coolen , drs. K. van den Berg , dr. G.J. Creemers , dr. J. Nederend , dr. T.E. Buffart , prof. dr. C. Verhoef , drs. A.G.J. Aalbers , prof. dr. H.J.T. Rutten , prof. dr. C.A.M. Marijnen , dr. H.M.U. Peulen , dr. J.W.A. Burger

SAMENVATTING

De behandeling van het lokaal recidief rectumcarcinoom (LRRC) bestaat in Nederland uit neoadjuvante (re)chemoradiotherapie (CRT) gevolgd door een chirurgisch radicale (R0) resectie. Bij slechts 60% van de in opzet curatief behandelde patiënten met een LRRC wordt een R0-resectie bereikt, wat tot op heden de belangrijkste prognostische factor is voor overleving. Inductiechemotherapie wordt steeds vaker gegeven om de kans op een R0-resectie te vergroten. Dit is gebaseerd op retrospectieve cohortstudies die een gunstig effect van inductiechemotherapie gevolgd door CRT op R0-percentage rapporteren. Hoewel deze retrospectieve cohorten positieve resultaten laten zien, zijn deze aan selectiebias onderhevig. Prospectieve data zijn daarom noodzakelijk om duidelijkheid te bieden over de toegevoegde waarde van inductiechemotherapie in de behandeling van het LRRC. De PelvEx II-studie is een internationale, prospectieve, gerandomiseerde klinische studie die onderzoekt wat de toegevoegde waarde is van inductiechemotherapie voorafgaand aan CRT en een chirurgische resectie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:120–5)

Lees verder

Intraperitoneale paclitaxel voor patiënten met primair maligne peritoneaal mesothelioom, een fase I/II- dosisescalatie- en veiligheidsstudie: INTERACT MESO

NTVO - jaargang 19, nummer 5, augustus 2022

drs. J.P. van Kooten , drs. M.V. Dietz , N.A.D. Guchelaar , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. S.L.W. Koolen , dr. J.W.A. Burger , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. J.G.J.V. Aerts , dr. E.V.E. Madsen

SAMENVATTING

Inleiding: Maligne peritoneaal mesothelioom (MPM) is een zeldzame, agressieve maligniteit. De enige potentieel curatieve behandeling is cytoreductieve chirurgie (CRS) met hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC), resulterend in een mediane overleving van 23 maanden. Een minderheid van de patiënten (ongeveer 10%) komt in aanmerking voor deze behandeling. Door beperkte effectiviteit van systemische behandeling, ten koste van aanzienlijke morbiditeit, is er een gebrek aan geschikte palliatieve behandelmogelijkheden voor patiënten met MPM. Aangezien MPM zelden extra-abdominaal metastaseert, zouden patiënten baat kunnen hebben bij een lokale behandeling (intraperitoneaal; IP) met chemotherapie. Een hogere, effectievere dosis kan direct op de plaats van de ziekte worden toegediend. Door beperkte systemische opname zal minder toxiciteit optreden. Het doel van de INTERACT MESO-studie is het bepalen van de maximaal tolereerbare dosis (MTD) van IP-paclitaxelmonotherapie bij patiënten met MPM. Secundaire eindpunten zijn de beoordeling van de veiligheid en toxiciteit, de haalbaarheid en het farmacokinetische profiel van deze behandeling. Methoden: De INTERACT MESO-studie is een prospectieve, open-label, single-center, fase I-studie met een klassiek ‘3+3’ dosisescalatiedesign. De onderzoekspopulatie bestaat uit volwassen patiënten met primair histologisch bevestigde MPM, zonder extra-abdominale ziekte, die niet in aanmerking komen voor CRS-HIPEC. Patiënten ondergaan een diagnostische laparoscopie volgens de standaard ‘workup’ voor CRS-HIPEC. Indien CRS-HIPEC niet haalbaar wordt geacht, zal een peritoneaal porta-cath (PAC)-systeem worden geplaatst. Via deze PAC zullen 8 tot 16-wekelijkse cycli IP-chemotherapie worden toegediend. Resultaten: De studie is sinds februari 2022 open voor inclusie. De eerste resultaten worden in 2026 verwacht. Conclusie: Deze studie zal belangrijke informatie verschaffen over monotherapie met IP-paclitaxel door bepaling van de MTD, veiligheid en haalbaarheid van deze behandeling. Als de MTD is bepaald, zullen fase II- en -III-onderzoeken worden uitgevoerd om de werkzaamheid van IP-paclitaxel bij patiënten met MPM die niet in aanmerking komen voor CRS-HIPEC te bepalen. Registratie: Nederlands Trial Register: NL9718. EudraCT: 2021-003637-11.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:193–7)

Lees verder

Gelijktijdige intraperitoneale en systemische chemotherapie voor patiënten met uitgebreide peritonitis carcinomatosa van colorectale origine: het INTERACT-onderzoek

NTVO - 2019, nummer 7, november 2019

drs. N.L. de Boer , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. I.H.J.T. de Hingh , prof. dr. R.H.J. Mathijssen , dr. E. van Meerten , dr. G.J. Creemers , prof. dr. C. Verhoef , dr. J.W.A. Burger

SAMENVATTING

Inleiding: Cytoreductieve chirurgie en hypertherme intraperitoneale chemotherapie (CRS-HIPEC) is momenteel de standaardbehandeling voor patiënten met peritonitis carcinomatosa van colorectale origine met een beperkte abdominale tumorload. Bij een ‘peritoneal cancer index’ (PCI) hoger dan 20 is CRS-HIPEC niet zinvol. Patiënten met een PCI >20 wordt palliatieve systemische chemotherapie aangeboden. Eerder onderzoek heeft laten zien dat systemische chemotherapie minder effectief is bij de behandeling van peritoneale metastasen dan bij niet-peritoneale metastasen. De toevoeging van intraperitoneale chemotherapie aan de standaard systemische behandeling liet bij patiënten met peritoneale metastasen van ovarium- en maagcarcinoom veelbelovende resultaten zien. Het doel van dit fase 1-onderzoek is het bepalen van de maximaal tolereerbare dosis (MTD) van irinotecan, wanneer dat intraperitoneaal wordt toegediend, als toevoeging aan de standaardbehandeling met systemische chemotherapie. Methoden: Dit onderzoek is een klassiek fase 1-‘3+3’ dosisescalatieonderzoek dat wordt uitgevoerd in het Erasmus MC Kanker Instituut in Rotterdam en het Catharina Kanker Instituut in Eindhoven. Volwassen patiënten met peritonitis carcinomatosa van colorectale origine en een PCI >20 komen in aanmerking voor deelname. Conform de standaard ‘work-up’ voor CRS-HIPEC ondergaan patiënten een electieve diagnostische laparoscopie om de uitgebreidheid van de peritoneale ziekte te scoren (PCI). Is de PCI >20, dan wordt een peritoneale toegangspoort geplaatst. Door deze poort zal intraperitoneaal irinotecan worden toegediend (volgens dosisescalatieschema) in combinatie met de huidige systemische standaardbehandeling; fluorouracil, oxaliplatine (FOLFOX) en bevacizumab.

Conclusie: Het INTERACT-onderzoek zal de MTD, veiligheid en haalbaarheid van intraperitoneale toediening van irinotecan bepalen, wanneer toegediend in combinatie met systemisch FOLFOX en bevacizumab. Dit onderzoek zal daarnaast farmacokinetische gegevens verschaffen over intraperitoneaal toegediende irinotecan. Deze gegevens zijn essentieel voor het veilig uitvoeren van toekomstige fase 2/3-onderzoeken met intraperitoneale toediening van irinotecan bij patiënten met peritonitis carcinomatosa van colorectale origine, die niet in aanmerking komen voor CRS-HIPEC.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:293–7)

Lees verder

Adjuvante dendritische cel immuuntherapie na cytoreductieve chirurgie en hypertherme intraperitoneale chemotherapie voor patiënten met maligne peritoneaal mesothelioom: de MESOPEC-studie

NTVO - 2019, nummer 2, march 2019

drs. J.P. van Kooten , drs. N.L. de Boer , dr. J.W.A. Burger , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. J.G.J.V. Aerts , dr. E.V.E. Madsen

Samenvatting

Inleiding: Maligne peritoneaal mesothelioom (MPM) is een zeldzame en agressieve vorm van kanker die primair in het buikvlies ontstaat. Net als bij de pleurale variant, is er bij peritoneaal mesothelioom een relatie tussen blootstelling aan asbest en het ontstaan van de ziekte. Onbehandeld is de mediane overleving minder dan 12 maanden. Patiënten die in aanmerking komen voor cytoreductieve chirurgie (CRS) en hypertherme intraperitoneale chemotherapie (HIPEC) hebben een betere prognose. Zelfs na agressieve behandeling met CRS-HIPEC is de mediane progressievrije overleving kort, slechts negen maanden. Adjuvante systemische chemotherapie heeft weinig effect op overleving, maar gaat wel gepaard met significante toxiciteit en morbiditeit. Bij pleuraal mesothelioom zijn de afgelopen jaren veelbelovende resultaten geboekt door het gebruik van dendritische-cel-immuuntherapie (DCBI). In een fase 2-studie, uitgevoerd door het Erasmus MC, werd met immuuntherapie een veelbelovende overleving gevonden. De bijwerkingen van DCBI zijn beperkt, zeker wanneer wordt vergeleken met toxiciteit van systemische chemotherapie. In de MESOPEC- studie wordt DCBI aangeboden als adjuvante therapie na CRS-HIPEC voor patiënten met peritoneaal mesothelioom. Methoden: De MESOPEC-studie is een fase 2-studie. Vier tot zes weken voorafgaand aan de operatie ondergaan patiënten leukaferese, waarbij monocyten worden geïsoleerd uit perifeer bloed. Deze monocyten worden in vitro gedifferentieerd tot dendritische cellen die vervolgens worden geladen met tumorgeassocieerde antigenen uit een allogeen tumorcellysaat. Vervolgens ondergaan patiënten CRS-HIPEC. Acht tot tien weken na de operatie ontvangen zij een drietal vaccinaties tweewekelijks en een ‘booster’-vaccinatie na drie en zes maanden. Primair eindpunt is haalbaarheid van adjuvante behandeling met DCBI na CRS-HIPEC bij patiënten met MPM. Secundaire uitkomstmaten zijn veiligheid van deze behandeling en het aantonen van een specifieke immunologische respons tegen de tumor. In totaal worden 20 patiënten geïncludeerd. Resultaten: De studie is sinds maart 2018 open voor inclusie. Eerste resultaten worden begin 2020 verwacht. Conclusie: Als blijkt dat DCBI een haalbare mogelijkheid is in de behandeling van peritoneaal mesothelioom zal verder onderzoek naar de werkzaamheid worden uitgevoerd in een klinische fase 3-studie. Registratie: Nederlands Trial Register: NTR7060. EudraCT: 2017-000897-12.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:69–73)

Lees verder