Articles

De behandeling van gemetastaseerd uveamelanoom: huidige en toekomstige therapeutische opties

NTVO - 2021, nummer 5, august 2021

drs. T.M.L. Tong , dr. M.C. Burgmans , dr. F.M. Speetjens , prof. dr. C.U. Blank , prof. dr. C.R.N. Rasch , prof. dr. C.L. Creutzberg , dr. N. Horeweg , prof. dr. G.P.M. Luyten , drs. M. Marinkovic , prof. dr. M.J. Jager , dr. T.H.K. Vu , dr. G. Liefers , dr. H.H. Hartgrink , dr. H.W. Kapiteijn

SAMENVATTING

Het uveamelanoom is zeldzaam, maar is desondanks de meest voorkomende primaire oogtumor bij volwassenen van het Kaukasische ras. De tumor wordt, afhankelijk van de diameter en prominentie, behandeld door middel van radiotherapie of enucleatie. Afhankelijk van het tumorstadium bij diagnose ontwikkelt tussen 10–50% van de patiënten die een succesvolle primaire behandeling hebben ondergaan metastasen op afstand. Metastasering gebeurt primair naar de lever en is gerelateerd aan een infauste prognose. Tot op heden zijn er geen standaardtherapieën beschikbaar. Lokale lever-gerichte therapieën kunnen een rol spelen bij patiënten met levermetastasen. Systemische behandeling met chemotherapie is niet effectief bij gemetastaseerd uveamelanoom en zowel ‘targeted’ therapie als immuuntherapie worden nog onderzocht. De slechte prognose en het gebrek aan behandelmogelijkheden onderstrepen het belang van verder onderzoek naar (combinaties van) diverse therapieën om tot een betere behandeling te komen van patiënten met gemetastaseerde ziekte.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2021;18:161-7

Lees verder

Auto-immuunbijwerkingen bij de behandeling van gemetastaseerd melanoom: ‘case report’ van een patiënt met milde klachten, maar ernstige bijwerkingen

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. M.K. van der Kooij , E.M.E. Verdegaal , dr. M. Slingerland , dr. F.M. Speetjens , prof. dr. S.H. van der Burg , dr. H.W. Kapiteijn

SAMENVATTING

De incidentie van gemetastaseerd huidmelanoom is de laatste jaren sterk toegenomen. Er zijn veel nieuwe (immuun)therapieën voor de behandeling van deze ziekte. Auto-immuunreacties treden hierbij relatief vaak op. In dit artikel wordt een patiënt beschreven met gemetastaseerd melanoom die werd behandeld met de combinatie van anti-PD1- en anti- CTLA4-immuuntherapie. Na twee kuren voelde de patiënt zich relatief goed en had hij weinig klachten, toch bleek hij bij routinecontrole een thyreoïditis en hepatitis te hebben. Negen weken na de start van de combinatietherapie was de ziekte progressief, waarop patiënt overstapte naar doelgerichte therapie met BRAF- en MEK-remmers. Twintig weken later was de ziekte opnieuw progressief, waarna de patiënt startte met een andere immuuntherapie, namelijk adoptieve T-celtherapie. De ziekte stabiliseerde en uiteindelijk trad zelfs een complete respons op. Hoewel de eerdere auto-immuunbijwerkingen onder controle bleven, ontwikkelde de patiënt binnen enkele weken een indrukwekkend vitiligobeeld. Aan de hand van deze casus wordt geïllustreerd dat een objectieve respons kan worden bereikt door middel van adoptieve T-celtherapie na progressie van ziekte op de standaardbehandelingen. Daarnaast is strenge monitoring van patiënten met gemetastaseerd melanoom die worden behandeld met doelgerichte therapie en immuuntherapie geïndiceerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:238–43)

Lees verder

Fase 1/2-onderzoek naar behandeling met tumorinfiltrerende lymfocyten in combinatie met nivolumab bij patiënten met uitbehandeld inoperabel melanoom

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. M.K. van der Kooij , E.M.E. Verdegaal , dr. M. Slingerland , dr. F.M. Speetjens , prof. dr. S.H. van der Burg , dr. H.W. Kapiteijn

SAMENVATTING

De afgelopen jaren zijn veel nieuwe behandelingen op de markt gekomen voor patiënten met gemetastaseerd melanoom. Doelgerichte therapie met BRAF/MEK-remmers werkt door de sterke remming van het gemuteerde BRAF-eiwit, dat bij ongeveer de helft van de patiënten met gemetastaseerd melanoom gemuteerd is. Deze therapie is initieel erg effectief, maar doorgaans ontstaat binnen een jaar na start van de behandeling resistentie tegen deze middelen. Patiënten kunnen ook met immuuntherapie door middel van ‘checkpoint’-remmers worden behandeld, ongeacht hun mutatiestatus. De systemische behandeling met ‘checkpoint’-remmers bestaat uit antilichamen die T-lymfocytactivatie stimuleren door co-inhibitoire signalen te blokkeren. Ipilimumab is een antilichaam tegen CTLA-4 en werkt met name op de interactie tussen T-lymfocyten en antigenpresenterende cellen (zoals dendritische cellen). Nivolumab en pembrolizumab zijn twee monoklonale antilichamen tegen PD1 en grijpen met name aan op de interactie tussen T-lymfocyten en tumorcellen. Behandeling met deze therapieën kan leiden tot langdurige responsen van zelfs jaren. Ongeveer de helft van de patiënten blijkt op termijn progressief onder behandeling met immuuntherapie en doelgerichte therapie. Behandeling in onderzoeksverband is voor deze patiënten nog de enige mogelijkheid om klinische effecten te bereiken.

In het LUMC is onlangs uit een fase 1/2-onderzoek met tumorinfiltrerende lymfocyten (TIL) in combinatie met lage dosering interferon-alfa gebleken dat deze combinatie veilig kan worden gegeven. Uit de voorlopige resultaten blijkt dat bij patiënten die progressief waren op ‘checkpoint’-remmers en/of doelgerichte therapie stabilisatie van ziekte of zelfs een complete respons kan optreden met TIL-therapie. Door deze TIL-behandeling te combineren met anti- PD1 wordt beoogd zowel de klinische activiteit als de duur van de progressievrije overleving te verlengen bij uitbehandelde patiënten met niet-operabel stadium IIIc- of stadium IV-melanoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:244–7)

Lees verder

Fulminant beloop van een 46-jarige vrouw met lokaal gevorderd rectumcarcinoom

NTVO - 2016, nummer 3, may 2016

dr. M.G.J. van dongen , dr. F.M. Speetjens , dr. P. van Vliet , drs. K.M. Mulder , dr. H.W. Kapiteijn

Samenvatting

In dit artikel wordt een casus beschreven van een zeer agressief beloop van een jonge vrouw met rectumcarcinoom met veneuze trombo-embolische complicaties en paraneoplastische dermatomyositis (DM). DM is een immuungemedieerde aandoening met betrokkenheid van de huid en spieren. De pathofysiologische relatie tussen maligniteiten en inflammatoire myopathie is tot op heden niet bekend. DM is een prognostisch ongunstige factor voor het beloop van de maligniteit. Bij 18–32% van de patiënten met DM is er voor, tijdens of na de diagnose een maligniteit vastgesteld. De suggestie voor behandeling is zowel ziekteals antitumorgericht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:81–5)

Lees verder