Articles

Holmium radio-embolisatie als adjuvante therapie bij radiofrequente ablatie voor ‘early-stage’ hepatocellulair carcinoom: een studie naar de juiste dosis

NTVO - 2018, nummer 3, may 2018

P. Hendriks , prof. dr. L-F de Geus-Oei , dr. A.R. van Erkel , dr. M.J. Coenraad , dr. M.C. Burgmans

Samenvatting

Het hepatocellulair carcinoom (HCC) wordt volgens de ‘Barcelona Clinic for Liver Cancer’ (BCLC) ingedeeld in vijf stadia, waarvan de stadia ‘very early’ en ‘early’ in opzet curatief kunnen worden behandeld. Door surveillance in risicopopulaties worden steeds meer patiënten met BCLC ‘early stage’ gediagnostiseerd. Veel van hen blijken echter inoperabel vanwege onderliggende cirrose of andere comorbiditeit. Voor patiënten met niet-operabel ‘very early stage’ of ‘early stage’ HCC is thermale ablatie een goed alternatief. De recidiefpercentages na thermale ablatie zijn bij ‘early stage’ (enkele tumor ≥2 cm of maximaal drie tumoren van maximaal 3 cm elk) groter dan bij chirurgische resectie. Radio-embolisatie is een relatief nieuwe inwendige bestralingstherapie die vooralsnog enkel wordt gebruikt bij vergevorderde leverkanker. Hierbij worden radioactieve bolletjes transarterieel in de lever ingebracht. In de huidige studie wordt gebruikgemaakt van holmium-166-microsferen van Quirem Medical B.V. Deze microsferen hebben een therapeutische werking dankzij bètastraling en zijn tevens geschikt voor kwantitatieve dosimetrie met behulp van SPECT/CT en MRI. Holmium-166-microsferen zijn bij uitstek geschikt om biodistributie na radiofrequente ablatie (RFA) te bestuderen. Het doel van deze klinische studie is om de dosis te bepalen waarin radio-embolisatie als adjuvante therapie zou moeten worden toegevoegd aan RFA.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:106–9)

Lees verder

Tumormetabolisme en het Warburg-effect: translatie naar de klinische praktijk

NTVO - 2014, nummer 1, february 2014

drs. T.W.H. Meijer , dr. P.N. Span , prof. dr. L-F de Geus-Oei , prof. dr. J.H.A.M. Kaanders

Samenvatting

Ongecontroleerde proliferatie is een van de biologische kenmerken van kanker. Om te kunnen delen moet een tumorcel zijn biomassa inclusief DNA vermenigvuldigen, waarvoor naast energie (adenosinetrifosfaat; ATP) ook lipiden, aminozuren, nucleotiden, glutathion en NADPH nodig zijn. Om deze moleculen te kunnen produceren, tonen tumorcellen een veranderd metabolisme, zogenoemde aerobe glycolyse (het Warburg-effect), ten opzichte van normale cellen, die glucose metaboliseren via de oxidatieve fosforylering. Aerobe glycolyse is een inefficiënte manier om ATP te produceren, maar speelt een belangrijke rol bij de biosynthese van bovengenoemde macromoleculen. Ter compensatie van deze inefficiënte ATP-productie moeten tumoren meer glucose consumeren, wat ten grondslag ligt aan de diagnostische waarde van 18FDG-PET. Daarnaast is het glutaminemetabolisme in tumorcellen van belang voor bio-energetische en anabole doeleinden. Verschillende signaleringsroutes, oncogenen en tumorsuppressoren die betrokken zijn bij proliferatie reguleren ook dit veranderde tumormetabolisme.

In veel solide tumoren is een sterk glycolytisch metabolisme geassocieerd met een slechtere prognose. Remming van het tumormetabolisme lijkt dan ook een aantrekkelijke strategie om kankercellen aan te pakken. Verschillende remmers van de aansturende signaleringsroutes of van metabole transporters en enzymen zijn momenteel in klinisch onderzoek, waaronder de AMPK-agonist en het antidiabeticum metformine. Deze studies zullen het succes en de plaats van deze behandelingen in de kliniek moeten uitwijzen. De mTOR-remmer everolimus heeft reeds de klinische praktijk bereikt bij de behandeling van het verder gevorderde niercel- en mammacarcinoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:3–11)

Lees verder