
De behandeling van mensen met hiv is in de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Door de effectiviteit van antiretrovirale therapie (ART) bereiken steeds meer mensen met hiv een stabiele gezondheidstoestand en een hogere levensverwachting, wat heeft geleid tot een verschuiving in het patroon van morbiditeit en mortaliteit. Terwijl in het verleden opportunistische infecties en immuundeficiëntiegerelateerde vormen van kanker de voornaamste doodsoorzaken waren, staan tegenwoordig vooral leeftijdsgerelateerde aandoeningen op de voorgrond. Naarmate de populatie met hiv ouder wordt, neemt de ontregeling van het immuunsysteem toe, wat zich uit in persistente activatie en verhoogde ontstekingswaarden. Bij mensen met hiv blijft het risico op kanker verhoogd, met name voor niet-aids-definiërende vormen van kanker (‘non-AIDS-defining cancers’, NADC’s) zoals longkanker, hodgkinlymfoom, anale kanker en leverkanker. Deze maligniteiten zijn inmiddels verantwoordelijk voor het merendeel van de kankergerelateerde morbiditeit en mortaliteit binnen deze populatie.
Het is bekend dat een lage CD4-waarde samenhangt met een verhoogd risico op kanker bij mensen met hiv. Echter, het was tot op heden onduidelijk of deze relatie ook geldt voor personen die langdurig een effectieve hiv-behandeling ondergaan en bij wie het virus duurzaam onderdrukt is. Daarom werd een prospectieve cohortstudie opgezet met 48.343 deelnemers met hiv uit Europa en Australië. Het doel van deze studie was om te onderzoeken of een onvolledig herstel van het immuunsysteem gepaard gaat met een verhoogd risico op kanker, ondanks langdurige virale onderdrukking.
In deze prospectieve cohortstudie werden volwassenen ≥18 jaar geïncludeerd uit 23 internationale cohorten in Europa en Australië. Alle deelnemers hadden gedurende minimaal twee jaar een niet-detecteerbare virale lading (<200 kopieën/mL). De primaire uitkomstmaat was de totale incidentie van kanker, evenals de afzonderlijke incidentie van NADC’s, aids-definiërende vormen van kanker (‘aids-defining cancers’, ADC’s), infectiegerelateerde en infectie-onafhankelijke maligniteiten.
Bij aanvang van de studie was de mediane leeftijd 43 jaar en was 74% van de deelnemers man. Tijdens een cumulatieve follow-up van 300.273 persoonsjaren ontwikkelden 1933 deelnemers (3,9%) een nieuwe maligniteit na minimaal 2 jaar virologische onderdrukking. Dit komt overeen met een incidentie van 6,43 per 1000 persoonsjaren (95%-BI: 6,15–6,73). Er werden 258 gevallen van ADC’s vastgesteld (0,5%), met een incidentie van 0,86 per 1000 persoonsjaren (95%-BI: 0,76–0,97). NADC’s werden vastgesteld bij 1675 deelnemers (3,5%), met een incidentie van 5,58 per 1000 persoonsjaren (95%-BI: 5,31-5,85). In totaal werden 645 infectiegerelateerde vormen van kanker gediagnosticeerd (incidentie 2,22 per 1000 persoonsjaren; 95%-BI: 1,98-2,32), en 1288 infectie-onafhankelijke vormen van kanker (incidentie 4,29 per 1000 persoonsjaren; 95%-BI: 1,06-4,53). De meest voorkomende kankersoorten waren longkanker, anuskanker en prostaatkanker, gevolgd door non-hodgkinlymfoom en borstkanker.
Een andere belangrijke bevinding was dat een hogere CD4-waarde verband hield met een verminderd risico op het ontwikkelen van kanker. Er was sprake van een lineair verband tussen een stijgende CD4-waarde en een afname van het risico op kanker (p<0,001). Mensen met een CD4-waarde van <350 cellen/µL hadden het hoogste risico op het ontwikkelen van kanker. Het aangepaste incidentieratio (‘adjusted incidence rate ratio’, aIRR) is voor de andere onderzochte CD4-waarden als volgt: voor 350-499 cellen/µL (95%-BI: 0,39-0,51), voor 500–749 cellen/µL 0,30 (95%-BI: 0,27-0,34) en voor ≥750 cellen/µL 0,26 (95%-BI: 0,23-0,30).
Deze studie toonde aan dat mensen met hiv een verhoogd risico op kanker blijven houden wanneer het immuunherstel onvoldoende is, ondanks langdurige succesvolle virale suppressie. De resultaten onderstrepen het belang van vroege hiv-detectie en tijdige initiatie van ART, om een optimaal immuunherstel te bevorderen.
Referentie