Samenvatting

Na de komst van docetaxel, pemetrexed en vervolgens erlotinib, een tyrosinekinaseremmer die is gericht tegen de epidermale groeifactorreceptor (EGFR-TKI), zijn er ruim een decennium lang geen nieuwe behandelingen met een aangetoonde verbetering van de overleving geweest voor patiënten met lokaal gevorderd, gemetastaseerd of lokaal gerecidiveerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met adenocarcinoomhistologie na eerstelijnschemotherapie. Met de komst van de angiogeneremmers en immuuntherapie is hierin verandering gekomen. Met deze therapieën is de overleving gestegen tot gemiddeld langer dan 1 jaar. Immuuntherapie laat indrukwekkende responsen zien, waarbij de duur van de respons langer is dan voorheen. Het is echter lastig om te bepalen welke patiënten zullen responderen en dus het meeste baat zullen hebben bij deze therapie. Bovendien kan een eventuele respons ook later in de behandeling optreden, dit in tegenstelling tot standaardchemotherapie. Omdat een groot deel van de patiënten niet respondeert op immuuntherapie is het goed om ook andere ontwikkelingen, zoals die van de angiogeneseremmers, in ogenschouw te nemen.

In dit overzichtsartikel ligt de focus op de tweedelijnsbehandeling van patiënten met een gevorderd NSCLC-adenocarcinoom. Na een beschrijving van enkele studies worden voorstellen gedaan over de plaatsbepaling van de angiogeneseremmers ten opzichte immuuntherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:152–5)