Een ALK-genherschikking komt – als drivermutatie – voor bij 3–5% van de patiënten met gevorderd nietkleincellig longcarcinoom (‘non-small cell lung cancer’, NSCLC).1 Sinds de introductie van de eerstegeneratie ALK-tyrosinekinaseremmer (‘tyrosine kinase inhibitor’, TKI) crizotinib zijn er meer selectieve en tot het centraal zenuwstelsel doordringende tweede- (ceritinib, alectinib en brigatinib) en derdegeneratie (lorlatinib) middelen beschikbaar en is er meer bekend over ALK-TKI-resistentiemechanismes. In dit korte overzichtsartikel wordt ingegaan op hoe deze ontwikkelingen invloed hebben op de keuze wanneer welke ALK-TKI in te zetten bij NSCLC-patiënten.