Articles

Patiënten met klierpositieve borstkanker behandeld met neoadjuvante systemische therapie: landelijke variatie in okselbeleid

NTVO - jaargang 19, nummer 8, december 2022

drs. S.R. de Wild , dr. L.B. Koppert , prof. dr. M.J.T.F.D. Vrancken Peeters , prof. dr. M.L. Smidt , dr. J.M. Simons

SAMENVATTING

Met de komst van steeds effectievere neoadjuvante systemische therapie (NST) wordt getracht niet alleen de borst-, maar ook de okselbehandeling te de-escaleren bij patiënten met klierpositieve (cN+) borstkanker, omdat men verwacht dat patiënten met een pathologisch complete respons van de oksel (ax-pCR) geen baat hebben bij een okselklierdissectie (OKD). Zodoende zijn er door de jaren heen verschillende minder invasieve procedures geïntroduceerd om de oksel te stadiëren bij cN+ patiënten behandeld met NST. Het is echter nog onduidelijk of het op de lange termijn oncologisch veilig is om een OKD achterwege te laten (of te vervangen door radiotherapie). Een gebrek aan bewijs en consensus heeft geresulteerd in een grote variatie in ‘okselbeleid’, zowel landelijk als wereldwijd. Om de huidige variatie in Nederland in kaart te brengen, is een vragenlijstonderzoek uitgevoerd onder de 35 ziekenhuizen die deelnemen aan de MINIMAX-studie (een prospectieve registratiestudie voor cN+ patiënten behandeld met NST, ClinicalTrials.gov Identifier: NCT04486495). De resultaten laten zien dat er variatie is in toepassing van de TNM-classificatie, er verschillende minder invasieve procedures worden gebruikt om de oksel te stadiëren, er verschillende overwegingen zijn om wel direct een OKD te verrichten en dat het aantal positieve klieren pre-NST of de radiologische respons op NST in het ene ziekenhuis wel en in het andere ziekenhuis geen invloed heeft op het beleid. Los van het feit dat het belangrijk is voor behandelaren om inzicht te hebben in en zich bewust te zijn van de huidige variatie binnen Nederland, geeft deze informatie aan hoe belangrijk het is patiënten te includeren in een studie als MINIMAX, om zo tot (meer) consensus te kunnen komen, ‘shared decision-making’ te bevorderen en te streven naar zorg op maat.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:290–4)

Lees verder

Risico op axillaire lymfekliermetastasen na neoadjuvante systemische therapie bij borstkankerpatiënten: gevolgen voor radiotherapie en directe reconstructie

NTVO - 2020, nummer 7, november 2020

drs. S. Samiei , dr. T.J.A. van Nijnatten , prof. dr. L.J. Boersma , dr. S.M.E. Engelen , prof. dr. R.R.J.W. van der Hulst , prof. dr. M.L. Smidt

SAMENVATTING

Doel: Het risico op axillaire lymfekliermetastasen na neoadjuvante systemische therapie (d.w.z. ypN+) bij borstkankerpatiënten onderzoeken. Hiermee kan de kans op postmastectomieradiotherapie (PMRT) preoperatief worden bepaald bij patiënten die een directe borstreconstructie willen ondergaan ter ondersteuning van preoperatieve gedeelde besluitvorming. Methode: De gegevens van patiënten (klinisch tumorstadium T1-T3) met een klinisch kliernegatieve (cN0) of klierpositieve (cN1) borstkanker werden geanalyseerd, die neoadjuvante systemische therapie hebben ondergaan met daaropvolgend mastectomie en axillaire chirurgie, geregistreerd in de Nederlandse Kankerregistratie van 2010–2016. Het percentage ypN+ voor verschillende subtypen van borstkanker werd bepaald. Logistische regressieanalyse werd uitgevoerd om de correlatie van klinische en pathologische variabelen te bepalen met de uitkomstmaat ypN+. Resultaten: In totaal werden 1.868 patiënten geïncludeerd, van wie 56% ypN+ hadden. cT1-3N0 ER+HER2+, cT1-3N0 ERHER2+ en cT1-2N0 triple-negatieve patiënten hadden het laagste percentage ypN+: respectievelijk 16%, 7% en 7%. cT1-2N1 ER+HER2+, cT1-2N1 ERHER2+, cT1-3N0 ER+HER2, cT1-2N1 ER+HER2, cT3N0 en cT1-2N1 triple-negatieve patiënten hadden het hoogste percentage ypN+: respectievelijk 67%, 59%, 39%, 93%, 31% en 65%. De multivariabele regressieanalyse liet zien dat cT2 (OR 1,72), cT3 (OR 2,58), cN1 (OR 24,9) en ER+HER2-subtype (OR 4,09) positief gecorreleerd zijn met ypN+. Graad 3 (OR 0,54) en ERHER2+-subtype (OR 0,40) waren negatief gecorreleerd met ypN+. Conclusie: Bij patiënten met laag risico (cT1-3N0 ER+/-HER2+ en cT1-2N0 triple-negatief) op ypN+ en daardoor lage kans op PMRT, kan een directe borstreconstructie als een aanvaardbare mogelijkheid worden beschouwd. Bij de andere patiënten geldt een hoog risico op ypN+ en daardoor hoge kans op PMRT.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2020;17:251-9)

Lees verder

Okselbehandeling van primair klierpositief mammacarcinoom na neoadjuvante systemische therapie: is minder wel veilig?

NTVO - 2017, nummer 2, march 2017

dr. J.M. Simons , dr. L.B. Koppert , dr. T.J.A. van Nijnatten , prof. dr. M.L. Smidt , drs. C.C. van der Pol , dr. E.J.T. Luiten

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:53–4)

Lees verder

Kleine kans op uitgebreide lymfekliermetastasering na een negatieve echografie van de axilla bij mammacarcinoompatiënten in Nederland

NTVO - 2014, nummer 7, november 2014

drs. G.H.N.M. Duijsens , drs. L.M. van Roozendaal , drs. R-J. Schipper , E.H.M. Paiman , prof. dr. S. Siesling , prof. dr. R.M. Pijnappel , dr. M.B.I. Lobbes , prof. dr. M.L. Smidt

Samenvatting

Achtergrond: Meerdere gerandomiseerde studies, waaronder de Nederlandse BOOG 2013–08-studie, zijn opgezet om te onderzoeken of de schildwachtklierprocedure veilig achterwege kan worden gelaten bij klinisch T1–2N0-mammacarcinoompatiënten behandeld met borstsparende therapie. In Nederland bestaat preoperatieve lymfeklierstadiëring uit lichamelijk onderzoek en echografie van de axilla. Het doel van deze studie is te onderzoeken of de axillaire echografie uitgevoerd in Nederland accuraat is in het uitsluiten van uitgebreide lymfekliermetastasering bij mammacarcinoompatiënten die voldoen aan de BOOG 2013–08-criteria.
Methode: Vrouwen gediagnosticeerd tussen 2011 en 2012 met een klinisch T1–2N0-mammacarcinoom en primair behandeld met borstsparende therapie in een Nederlands centrum werden geselecteerd uit de Nederlandse Kankerregistratie. Gegevens en centra werden geanonimiseerd. De negatief voorspellende waarde voor het echografisch uitsluiten van uitgebreide lymfekliermetastasering (pN2–3) werd berekend voor ieder centrum afzonderlijk en voor alle centra samen.
Resultaten: In totaal werden 12.113 patiënten geïncludeerd uit 90 Nederlandse centra, met gemiddeld 135 patiënten per centrum. In totaal hadden 208 patiënten (1,7%) als definitieve uitslag een pN2–3-status. Voor de totale groep resulteerde dit in een negatief voorspellende waarde van 98,3% voor het uitsluiten van pN2–3 na negatieve axillaire echografie.
Conclusie: Deze Nederlandse cohortstudie laat zien dat met een negatieve axillaire echografie uitgebreide lymfekliermetastasering betrouwbaar kan worden uitgesloten bij borstsparend behandelde patiënten. Met de huidige lymfeklierstadiëring in Nederland kunnen patiënten daarom accuraat worden geselecteerd voor de BOOG 2013–08-studie die onderzoekt of de schildwachtklierprocedure veilig achterwege kan worden gelaten bij patiënten behandeld met borstsparende therapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:268–73)

Lees verder