Articles

Doelgerichte therapie-geassocieerde mucocutane bijwerkingen: de BeCet- en COMTT-studie

NTVO - 2013, nummer 8, december 2013

drs. C.B. Boers-Doets , dr. A.A. Kaptein , J.A.C. Brakenhoff , prof. dr. J.W.R. Nortier , prof. dr. A.J. Gelderblom

Samenvatting

Doelgerichte (‘targeted’) therapieën zoals epidermale groeifactorreceptorremmers, ‘multi-targeted’ tyrosinekinaseremmers en ‘mammalian target of rapamycin’ (mTOR)-remmers hebben alle in meer of mindere mate mucocutane bijwerkingen (‘adverse events’; mcAE’s) gemeen. Papulo-pustulaire huiduitslag, hand-voethuidreactie en stomatitis zijn de meest hinderlijke bijwerkingen. Op dit moment ontbreekt wetenschappelijke onderbouwing voor een gedegen beleid voor mcAE’s en kennis betreffende het effect van mcAE’s op de gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven (‘quality of life’; QOL) en therapietrouw. Het esthetische ongemak, dat vaak gepaard gaat met jeuk of een pijnlijke huid of nagels, kan leiden tot een verminderde QOL en tot dosisreductie of onderbreking van de kankerbehandeling. Omdat tot op heden zeer beperkt gecontroleerde studies zijn uitgevoerd op grond waarvan onderbouwde adviezen voor deze mcAE’s kunnen worden geformuleerd, hebben wij 2 klinische studies opgezet. De eerste klinische studie is de BeCet-studie. Dit is een gerandomiseerd dubbelblind fase III-onderzoek naar dexpanthenolcrème (Bepanthen®) versus cetomacrogolcrème voor de preventie van papulopustulaire eruptie bij patiënten die worden behandeld met EGFRI’s (NCT01136005).

De tweede klinische studie is de COMTT-studie, een gerandomiseerd dubbelblind cross-over fase III-onderzoek met calciumfosfaatmondspoeling (Caphosol®) in vergelijking met NaCl 0,9% mondspoeling naar het verminderen van orale klachten bij patiënten die worden behandeld met doelgerichte therapie (NCT01265810).

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:343–7)

Lees verder

Gezamenlijke besluitvorming in de oncologie

NTVO - 2012, nummer 1, february 2012

prof. dr. A.M. Stiggelbout , dr. A.H. Pieterse , prof. dr. J.W.R. Nortier

Samenvatting

In de oncologie wordt de besluitvorming sterk gestuurd door richtlijnen. Er zijn echter vele situaties waarin bij het opstellen van de richtlijn een subjectieve afweging van voor- en nadelen is gemaakt, die niet altijd duidelijk in de aanbevelingen herkenbaar is. Denk bijvoorbeeld aan het percentage overlevingswinst dat adjuvante therapie de moeite waard maakt (in de vaak gehanteerde 5%-grens voor chemotherapie ligt besloten dat men onder 5% de nadelen niet op vindt wegen tegen de baat). Het is belangrijk zich bewust te zijn van deze afwegingen en zich te realiseren dat de patiënt voor- en nadelen soms anders afweegt. In deze zogenoemde preferentiegevoelige beslissingen is een proces van gezamenlijke besluitvorming van groot belang.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:11–4)

Lees verder