Articles

Langetermijneffecten van de behandeling voor borstkanker op de hartfunctie

NTVO - 2019, nummer 1, february 2019

drs. S.W.M.C. Accord-Maass , drs. L.M. Boerman , dr. P. van der Meer , prof. dr. J.A. Gietema , dr. J.H. Maduro , dr. Y.M. Hummel , prof. dr. M.Y. Berger , prof. dr. G.H. de Bock , dr. A.J. Berendsen

Samenvatting

Achtergrond: De behandeling voor borstkanker met chemotherapie en radiotherapie kan leiden tot cardiale disfunctie. Het is echter niet bekend hoe vaak en in welke mate dit voorkomt bij overlevers van borstkanker. Methoden: Voor dit cross-sectionele onderzoek zijn bij 80 huisartsen 350 vrouwen geïncludeerd die meer dan vijf jaar geleden in opzet curatief zijn behandeld voor borstkanker met chemo- en/of radio-therapie. Daarnaast zijn 350 vrouwen zonder een voorgeschiedenis van kanker van dezelfde leeftijd en huisartspraktijk geïncludeerd. De primaire uitkomstmaat was cardiale disfunctie, gedefinieerd als linkerventrikelejectiefractie (LVEF) <54% en een, voor leeftijd gecorrigeerde, diastolische disfunctie van het LV, beide gemeten met een echocardiogram. Secundaire uitkomstmaten waren NT-proBNP-waarden, nieuw gediagnostiseerde hart- en vaatziekten en cardiovasculaire medicatie. Resultaten: De mediane leeftijd ten tijde van de diagnose borstkanker was 63 (‘interquartile range’ (IQR) 57–68) jaar. Mediane follow-up na diagnose was 10 jaar (IQR 7–14). Een LVEF <54% was aanwezig bij 52 (15,3%) van de overlevers van borstkanker en bij 24 (7%) van de controles (OR 2,4; 95%-BI 1,4–4,0). De prevalence van LVEF van <50% of LV diastolische disfunctie toonden geen significant verschil. Wel waren bij de overlevers van borstkanker de NT-proBNP-waarden verhoogd, werden meer hart- en vaatziekten gediagnostiseerd en werd meer cardiovasculaire medicatie voorgeschreven in vergelijking met de controles. Deze associaties zijn significant en bleven significant na correctie voor relevante variabelen ten tijde van de diagnose en ten tijde van de follow-up. Conclusie: Op lange termijn hebben overlevers van borstkanker behandeld met chemo- en/of radiotherapie in vergelijking met controles een hogere kans op milde LV systoli sche disfunctie, hogere NT-proBNP-waarden en hart- en vaatziekten, ook na correctie voor cardiovasculaire risicofactoren. Bij het opstellen van een cardiovasculair risicoprofiel bij deze vrouwen dient men bewust te zijn van de mogelijke invloed van eerdere chemo- of radiotherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:3–12)

Lees verder

Onderzoek naar biomarkers in plasma voor het (snel) vaststellen van een tumorrespons bij de behandeling met nivolumab bij -gemuteerd niet-kleincellig longkanker: een exploratief onderzoek

NTVO - 2017, nummer 7, november 2017

drs. L.B.M. Hijmering-Kapelle , prof. dr. H.J.M. Groen , prof. dr. G.H. de Bock , prof. dr. R.K. Weersma , prof. dr. W. Timens , dr. N.A. 't Hart , prof. dr. E. Schuuring , dr. T.J.N. Hiltermann

Samenvatting

Bij patiënten met gemetastaseerd niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC) laat nivolumab bij 20% van de patiënten een langdurige respons zien. PD-L1 immuunhistochemische diagnostiek van de primaire tumor geeft een indicatie van de responskans, die in het beste geval echter nog steeds slechts 45% is. Er is een grote behoefte aan een goede voorspellende diagnostische biomarker. In deze studie willen we beoordelen of dat circulerend tumor-DNA zou kunnen zijn. Voor een eerste analyse nemen we daarvoor patiënten met een bekende KRAS-mutatie. Veertig patiënten met een KRAS-mutatie-positief gemetastaseerd NSCLC zullen worden geïncludeerd en behandeld met nivolumab. Het doel van de studie is het valideren van een minimaal invasieve bloedtest (specifiek circulerend tumor-DNA; ctDNA) die de responskans op nivolumab accuraat voorspelt. Er zal ctDNA uit plasma worden verkregen vóór de behandeling (‘baseline’), bij 1, 2, 4 en 6 weken en daarna bij verrichten van beeldvorming. De ctDNA-KRAS-mutanten in het celvrije plasma zullen worden bepaald en gekwantificeerd met behulp van de ddP-CRTM KRAS-screening multiplex kit en de IdyllaTM ctKRAS mutation assay.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:280–4)

Lees verder

De ‘timed up-and-go’-test als voorspeller van het postoperatief complicatierisico bij oncogeriatrische patiënten

NTVO - 2014, nummer 5, august 2014

prof. dr. M.V. Huisman , prof. dr. G.H. de Bock , dr. G. Ugolini , dr. I. Montroni , dr. J. Spiliotis , drs. C. Stabilini , drs. N. de Liguori Carino , drs. E. Farinella , prof. dr. R.A. Audisio , prof. dr. B.L. van Leeuwen

Samenvatting

Vanwege de vergrijzing en de daarmee toenemende incidentie van kanker groeit de groep onco-geriatrische patiënten snel. Deels betreft dit een kwetsbare groep met een verhoogde kans op postoperatieve complicaties. Het is belangrijk om preoperatief te kunnen vaststellen wie kwetsbaar is voor het ontwikkelen van deze complicaties, om zo eventuele interventies ter preventie te kunnen inzetten. De ‘geriatric assessment’ (GA) wordt gebruikt om ouderen te evalueren om zo gebieden van kwetsbaarheid te detecteren. Het is een tijdrovend instrument. Daarom worden korte screeningsmethoden gezocht waarmee deze kwetsbare patiënten preoperatief kunnen worden geïdentificeerd. In dit onderzoek werden de ‘timed up-and-go’ (TUG) en de ‘American Society of Anesthesiology’ (ASA)-classificatie onderzocht als voorspellers van ernstige postoperatieve complicaties binnen 30 dagen, waaronder mortaliteit, bij patiënten van 70 jaar en ouder met de verdenking op een maligniteit. De TUG, een korte test om mobiliteit, spierkracht en coördinatie te testen, bleek het risico op ernstige postoperatieve complicaties binnen 30 dagen te kunnen voorspellen (TUG >20 seconden: absoluut risico 52,1% en oddsratio 5,21). De ASA-classificatie, die oorspronkelijk wordt gebruikt om preoperatief de fysieke toestand van een patiënt te classificeren, was minder overtuigend voorspellend voor ernstige postoperatieve complicaties (ASA ≥3: absoluut risico 27,2% en oddsratio 2,51). Het risico op 30-dagen-mortaliteit kon niet worden voorspeld door de TUG of ASA-classificatie. Het gebruik van de TUG in de dagelijkse praktijk lijkt mogelijk een goede strategie om onco-geriatrische patiënten met een verhoogd complicatierisico te identificeren, zodat bij deze patiënten een GA kan worden afgenomen en gericht preoperatieve interventies kunnen worden ingezet.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:187–94)

Lees verder