Articles

EVAMP: pilotstudie van everolimus voor de behandeling van hamartomen en carcinomen bij patiënten met het syndroom van Peutz-Jeghers

NTVO - 2013, nummer 4, june 2013

dr. S.E. Korsse , dr. F.A.L.M. Eskens , drs. B.A.J. Bastiaansen , prof. dr. E.J. Kuipers , prof. dr. E.M.H. Mathus-Vliegen , prof. dr. E. Dekker , dr. P. Dewint , dr. H.J. Klümpen

Samenvatting

Het peutz-jeghers-syndroom (PJS) wordt gekenmerkt door gastro-intestinale poliepen en een verhoogd kankerrisico. Dit zeldzame syndroom wordt veroorzaakt door een kiembaanmutatie in het LKB1-gen. Inactivatie van LKB1 zorgt voor upregulatie van mTORC1, een eiwit betrokken bij tumorgroei. In-vitroen in-vivostudies hebben aangetoond dat mTORremming een gunstig effect heeft op PJS-geassocieerde poliepen en carcinomen. In de EVAMP-studie wordt onderzocht of everolimus een effectieve behandeling kan zijn voor patiënten met het peutzjeghers-syndroom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:165–7)

Lees verder

Hoog kankerrisico en verhoogde mortaliteit bij patiënten met het syndroom van Peutz-Jeghers

NTVO - 2012, nummer 5, august 2012

dr. M.G.F. van Lier , dr. A. Wagner , dr. S.E. Korsse , ir. C.W.N. Looman , prof. dr. E.J. Kuipers , prof. dr. E.M.H. Mathus-Vliegen , prof. dr. M.E. van Leerdam

Samenvatting

Het peutz-jeghers-syndroom (PJS) is een zeldzaam autosomaal dominant overervend syndroom, geassocieerd met een verhoogd kankerrisico. Omdat wisselende kankerrisico’s zijn gerapporteerd en gegevens over mortaliteit ontbreken, hebben wij een literatuurstudie verricht en het kankerrisico en de mortaliteit onderzocht in een groot cohort van 133 Nederlandse PJS-patiënten. De literatuurstudie toonde gerapporteerde cumulatieve kankerrisico’s variërend van 37 tot 93% en relatieve kankerrisico’s van 9,9 tot 18 maal verhoogd in vergelijking met de algemene bevolking. In de cohortstudie werden 133 PJS-patiënten geïncludeerd (48% mannen) uit 54 families (5.004 persoonsjaren follow-up). Bij 42 van deze 133 patiënten werden in totaal 49 maligniteiten gediagnosticeerd, waaronder 25 tumoren in het maag-darmkanaal, op een mediane leeftijd van 42 (‘range’ 15–76) jaar bij de eerste tumor. Het cumulatieve kankerrisico was 20% op de leeftijd van 40 jaar, oplopend naar 76% het 70e jaar. Cumulatieve risico’s waren hoger voor vrouwen dan voor mannen (p=0,005). Het relatieve kankerrisico bij PJS-patiënten bleek duidelijk verhoogd ten opzichte van de algemene bevolking (hazardratio (HR) 8,96; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 6,46–12,42), met een hoger relatief kankerrisico voor vrouwen (HR 20,4; 95%-BI 13,4–31,0) dan voor mannen met het syndroom (HR 4,76; 95%-BI 2,82–8,04). Tweeënveertig patiënten overleden op een mediane leeftijd van 45 jaar, waarvan 28 aan de gevolgen van kanker (67%). De mortaliteit bleek duidelijk verhoogd ten opzichte van de algemene bevolking (HR 3,50; 95%-BI 2,57–4,75). Concluderend hebben PJS-patiënten al op jonge leeftijd een fors verhoogd risico op het ontwikkelen van kanker, leidend tot een verhoogde mortaliteit ten opzichte van de algemene bevolking. Deze resultaten rechtvaardigen surveillance om kanker in een vroeg stadium op te sporen om zo de overleving te verbeteren. Op basis van de gevonden resultaten is een surveillanceadvies geformuleerd voor Nederlandse PJS-patiënten. Het effect van een dergelijk surveillanceadvies zal in de toekomst moeten worden geëvalueerd.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2012;9:200–10)

Lees verder