Articles

De ABLATIVE-2-studie: eenmalige preoperatieve partiële borstbestraling bij patiënten met laagrisico-mammacarcinoom

NTVO - jaargang 20, nummer 3, juli 2023

drs. Y.A. Civil , dr. A.L. Oei , drs. K.M. Duvivier , dr. Z. van Kesteren , dr. M.A. Palacios , dr. S. van der Velde , dr. H.J.G.D. van den Bongard , namens het ABLATIVE-2-studieteam

SAMENVATTING

Sinds 2017 is postoperatieve partiële, in plaats van gehele borstbestraling, de standaardbehandeling bij patiënten met laagrisico-mammacarcinoom. Partiële borstbestraling (PBI) veroorzaakt minder toxiciteit vergeleken met bestraling van de gehele borst, doordat een kleiner volume van de borst wordt bestraald zonder een toename in het aantal recidieven. Het bestralingsvolume kan nog verder worden geminimaliseerd door preoperatief te bestralen. Preoperatief is het doelgebied nauwkeuriger te bepalen en kleiner dan postoperatief, omdat de borsttumor in situ is. Daarnaast maakt preoperatieve PBI tumorregressie mogelijk. In de ABLATIVE-studie werden 36 patiënten preoperatief eenmalig bestraald met 20 Gy PBI, gevolgd door een borstsparende operatie na zes (n=15) of acht (n=21) maanden. Na de bestraling werd de tumorrespons gemonitord door middel van MRI en werd bij 42% van de patiënten een radiologisch complete respons (rCR) gezien. Een pathologisch complete respons (pCR) werd ook bij 42% van de patiënten bereikt. Van de patiënten met een rCR had 67% een pCR. Indien MRI-responsparameters in combinatie met tumorresponsmarkers in bloed en tumorweefsel een nauwkeurigere voorspellende waarde voor pCR geven, kan in de toekomst mogelijk een operatie achterwege worden gelaten. Om de pathologische respons 12 maanden na eenmalige preoperatieve PBI te onderzoeken bij patiënten met laagrisico-mammacarcinoom, is deze Nederlandse multicenter, prospectieve éénarmige studie opgezet. Secundaire eindpunten zijn radiologische respons, radiatie-geïnduceerde toxiciteit, cosmetische uitkomsten, kwaliteit van leven, emotionele symptomen en evaluatie van ‘liquid biopsies’ en immunologische markers in bloed en tumorweefsel na preoperatieve PBI.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:126–30)

Lees verder

Tumorcellen kunnen niet tegen warmte: het verhogen van effectiviteit van hyperthermie bij baarmoederhalskanker

NTVO - 2017, nummer 4, june 2017

dr. A.L. Oei

Samenvatting

Milde hyperthermie – het lokaal verwarmen van de tumor tot 40–42,5°C gedurende ongeveer een uur – is een klinisch toegepaste antikankerbehandeling om radiotherapie of chemotherapie te versterken. Er is nog onvoldoende bekend over hoe hyperthermie radiotherapie en chemotherapie versterkt. In het proefschrift van dr. A.L. Oei is dit verder onderzocht. Ten eerste waarom hyperthermie zeer effectief is bij HPV-positieve baarmoederhalskanker. Daarnaast bleek uit zowel cellijnen, dierproeven als uit patiëntresultaten dat het tijdsinterval tussen hyperthermie en radiotherapie grotere invloed heeft op de effectiviteit dan de volgorde van de behandelingen. Tot slot lijkt de toevoeging van PARP-remmers aan hyperthermie en cisplatinum een veelbelovende strategie te zijn om de dosis cisplatinum te kunnen verlagen en daarmee de bijwerkingen te verminderen, zonder de effectiviteit te verlagen.

Op 24 maart 2017 promoveerde dr. A.L. Oei aan de Universiteit van Amsterdam. Promotores waren prof. dr. J.P. Medemaa,b en prof. dr. L.J.A. Stalpersa,b; co-promotores waren dr. N.A.P. Frankena,b en dr. H.P. Koka (aafdeling Radiotherapie en bLaboratorium voor Experimentele Oncologie en Radiobiologie (LEXOR), AMC, Amsterdam).

(NED TIJDSCHR ONCOL 2017;14:157–9)

Lees verder