Articles

De behoefte van slokdarmkankerpatiënten aan informatie en begeleiding bij het maken van een keuze tussen standaardchirurgie en actieve surveillance

NTVO - jaargang 20, nummer 6, december 2023

M. Hermus MSc, prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , drs. C.J. van der Zijden , prof. dr. J.J. Busschbach , dr. S.M. Lagarde , dr. L.W. Kranenburg

SAMENVATTING

De standaardbehandeling voor patiënten met lokaal gevorderde slokdarmkanker bestaat uit neoadjuvante chemoradiotherapie (nCRT) gevolgd door een slokdarmresectie. De multicenter- cluster-gerandomiseerde SANO-studie onderzoekt of actieve surveillance een veilige en effectieve alternatieve behandelmogelijkheid is. Patiënten die deelname aan de SANO-studie weigerden vanwege een sterke voorkeur voor een specifieke behandeling, werden geïncludeerd in een studie naar behandelvoorkeuren van patiënten: de NOSANO-studie. In dit artikel behandelen we de behoeften van deze groep patiënten met betrekking tot informatie en begeleiding tijdens het besluitvormingsproces. Het belang van gedeelde besluitvorming en de rol van zorgverleners in dit proces wordt benadrukt. Hun rol lijkt vooral van belang te zijn in de vroege fase van de besluitvorming. Als patiënten eenmaal een behandelbeslissing hebben genomen, is de invloed van externe hulpbronnen, waaronder artsen, mogelijk beperkt.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:237–42)

Lees verder

Intraperitoneale chemotherapie bij niet-resectabele peritoneale metastasen

NTVO - jaargang 20, nummer 4, september 2023

N.A.D. Guchelaar , drs. B.J. Noordman , dr. S.L.W. Koolen , dr. B. Mostert , dr. E.V.E. Madsen , dr. J.W.A. Burger , drs. A.R.M. Brandt-Kerkhof , dr. G.J. Creemers , dr. I.H.J.T. de Hingh , dr. M. Luyer , dr. S. Bins , dr. P.C. van der Sluis , dr. E. van Meerten , dr. S.M. Lagarde , prof. dr. C. Verhoef , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. R.H.J. Mathijssen

SAMENVATTING

Peritoneale metastasen zijn geassocieerd met een slechte prognose. Palliatieve systemische chemotherapie is de standaardbehandeling voor patiënten met irresectabele peritoneale ziekte, maar de effectiviteit daarvan wordt belemmerd door de peritoneum-plasmabarrière. Cyclisch toegediende intraperitoneale chemotherapie via een peritoneale toegangspoort zou een nieuwe en betere behandelmogelijkheid kunnen zijn voor deze patiëntenpopulatie. In dit overzichtsartikel wordt de huidige stand van zaken over cyclische intraperitoneale chemotherapie voor verschillende tumortypen besproken en wordt een overzicht gegeven van lopende studies in Nederland.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2023;20:154–9)

Lees verder

SANO-2-studie: een prospectief cohortonderzoek naar actieve surveillance bij patiënten met een oesofaguscarcinoom en een klinisch complete respons na neoadjuvante chemoradiotherapie

NTVO - jaargang 19, nummer 2, april 2022

drs. C.J. van der Zijden , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven

SAMENVATTING

De standaardbehandeling voor patiënten met een resectabel oesofaguscarcinoom bestaat uit neoadjuvante chemoradiotherapie volgens het CROSS-schema, gevolgd door een chirurgische resectie. Met deze behandeling is bij ongeveer 30% van de patiënten geen resttumor meer aantoonbaar in het resectiepreparaat. De preSANO-studie heeft aangetoond dat de aan- of afwezigheid van resttumor na chemoradiatie voldoende betrouwbaar kan worden vastgesteld met een combinatie van 18F-FDG-PET/CT, endoscopie met ‘biteon-bite’-biopten en endosonografie (EUS) met ‘fineneedle aspiration’ (FNA) van verdachte lymfeklieren. Dit vormt de grondgedachte voor het onderzoeken van een actieve surveillance-benadering bij patiënten die een klinisch complete respons bereiken na chemoradiotherapie. De ‘Surgery As Needed for Oesophageal cancer’ (SANO)-studie onderzoekt de non-inferioriteit van actieve surveillance, ten opzichte van de standaardbehandeling, ten aanzien van de totale overleving. Nadat de inclusieperiode van de SANO-studie was voltooid, bleef de wens van patiënten om te opteren voor actieve surveillance onverminderd hoog. De resultaten van deze studie zijn tot op heden nog niet bekend, omdat de minimale follow-up van twee jaar nog niet is bereikt. Om op een veilige en gecontroleerde manier actieve surveillance te kunnen blijven aanbieden voordat de resultaten van de SANO-studie bekend zijn, is de SANO-2-studie opgezet.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2022;19:71–5)

Lees verder

Orgaansparende behandeling van slokdarmcarcinoom

NTVO - 2019, nummer 2, march 2019

drs. B.M. Eyck , drs. B.J. van der Wilk , dr. M.C.W. Spaander , dr. R. Valkema , dr. S.M. Lagarde , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. J.J.B. van Lanschot

Samenvatting

De huidige in opzet curatieve behandeling van een lokaal gevorderd slokdarmcarcinoom bestaat uit neo adjuvante chemoradiatie gevolgd door een slokdarmresectie. Bij ongeveer een derde van deze patiënten wordt tijdens pathologisch onderzoek van het resectiepreparaat geen tumorresidu meer teruggevonden. Bij deze patiënten kan standaardresectie mogelijk achterwege worden gelaten. Tijdens klinische responsevaluaties tot 12 weken na neoadjuvante chemoradiatie kan een tumorresidu gedefnieerd als meer dan 10% tumorcellen (TRG3–4) met een nauwkeurigheid van 90% worden aangetoond door middel van een combinatie van PET-CT, endoscopie met ‘bite-on-bite’-biopsie en endo-echografe met dunnenaaldbiopsie van verdachte lymfeklieren. Bovendien worden bij 10% van de patiënten afstandsmetastasen gedetecteerd door middel van PET-CT tijdens deze klinische responsevaluaties. Deze set van diagnostische modaliteiten kan potentieel worden gebruikt tijdens actieve surveillance bij patiënten met een slokdarmcarcinoom. Momenteel wordt in de gerandomiseerde Franse ESOSTRATE- en Nederlandse SANO-onderzoeken actieve surveillance vergeleken met standaardresectie bij patiënten met een lokaal gevorderd slokdarmcarcinoom en een klinisch complete respons op neoadjuvante chemoradiatie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:61–8)

Lees verder

Nauwkeurigheid van het aantonen van tumorrest na neoadjuvante chemoradiotherapie bij het oesofaguscarcinoom: de preSANO-trial

NTVO - 2015, nummer 2, march 2015

drs. B.J. Noordman , drs. J. Shapiro , dr. M.C.W. Spaander , prof. dr. K.K. Krishnadath , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , dr. M.I. van Berge Henegouwen , dr. G.A.P. Nieuwenhuijzen , prof. dr. R. van Hillegersberg , dr. M.N. Sosef , prof. dr. E.W. Steyerberg , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven , prof. dr. J.J.B. van Lanschot

Samenvatting

Inleiding: Sinds de publicatie van de CROSS-trial bestaat de in opzet curatieve behandeling voor patiënten met een oesofaguscarcinoom uit neoadjuvante chemoradiotherapie (nCRT) gevolgd door een slokdarmresectie. Nadere analyse van de resultaten van de CROSS-trial toonde aan dat er bij 29% van de patiënten die nCRT hadden ondergaan, sprake was van een pathologisch complete respons in het resectiepreparaat. Deze bevindingen hebben ertoe geleid dat de timing en de indicatie om (alle) patiënten na nCRT te opereren ter discussie staat. Voordat een beleid van ‘active surveillance’ bij patiënten zonder aantoonbare tumorrest in een klinisch onderzoek kan worden bestudeerd, moet eerst worden aangetoond dat aan- of afwezigheid van tumorrest met grote betrouwbaarheid kan worden vastgesteld.

Methoden: De preSANO-trial is een multicentrum, prospectief haalbaarheidsonderzoek, gericht op patiënten met een in opzet curatief te behandelen slokdarmcarcinoom. Zes weken na het einde van de nCRT wordt de klinische respons beoordeeld door middel van endoscopie met biopsieën en endosonografie (eerste ‘clinical response evaluation’; CRE-I). Patiënten met vitale tumorcellen in de biopten ondergaan direct aansluitend een slokdarmresectie. Patiënten zonder vitale tumorcellen in de biopten komen in aanmerking voor een uitgestelde resectie, 12–14 weken na het einde van de nCRT. Eén week voorafgaand aan de uitgestelde operatie volgt een tweede diagnostisch traject (CRE-II) ter beoordeling van de respons, bestaande uit een PET-CT-scan, gevolgd door endoscopie met biopsieën, endosonografie en fijnenaaldaspiratie van PET-positieve laesies en/of verdachte lymfeklieren. Alle patiënten ondergaan vervolgens een resectie, tenzij alsnog afstandsmetastasering wordt vastgesteld. De primaire uitkomstmaat van dit onderzoek is de correlatie tussen de klinische respons bij CRE-I en CRE-II, en de pathologische respons in het resectiepreparaat.

Discussie: Als uit de huidige preSANO-trial blijkt dat de aan- of afwezigheid van tumorrest nauwkeurig kan worden vastgesteld, zal in een multicentrum gerandomiseerd vervolgonderzoek (SANO-trial; ‘Surgery As Needed for Oesophageal cancer trial’) worden onderzocht of patiënten met een klinisch complete respons na nCRT baat hebben bij een ‘active surveillance’-beleid.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:78–84)

Lees verder

Informatieverstrekking aan patiënten met een oesofagus-carcinoom

NTVO - 2013, nummer 2, march 2013

C.M.M. Acosta-van de Griendt , drs. P. van Hagen , dr. A.P. Visser , prof. dr. B.P.L. Wijnhoven

Samenvatting

In Nederland worden jaarlijks bijna 2.300 patiënten met een oesofaguscarcinoom gediagnosticeerd en behandeld. In het Erasmus MC worden per jaar ongeveer 80 oesofagusresecties uitgevoerd bij patiënten met een oesofaguscarcinoom. Het adequaat verstrekken van informatie is cruciaal om angstgevoelens van patiënten te voorkomen en de zelfredzaamheid, therapietrouw en patiënttevredenheid te bevorderen. Wij onderzochten bij 46 patiënten de tevredenheid over de verstrekte informatie en mogelijkheden om de informatieverstrekking te verbeteren. Daarnaast werd nagegaan of er een verband bestaat tussen sociaal-demografische karakteristieken van patiënten en de informatiebehoefte. Het responspercentage bedroeg 74%. Er werd gebruik gemaakt van de EORTC-INFO-26-vragenlijst. Gemiddeld waardeerden de respondenten de tevredenheid over de informatieverstrekking met een score van 57 op een schaal van 1 tot 100. Bijna de helft (43,5%) van de respondenten had meer informatie willen ontvangen, met name over voeding en over het nazorgtraject na een operatie. Patiënten ouder dan 70 jaar beoordeelden de verstrekte informatie beter dan patiënten onder deze leeftijd en gaven niet aan meer informatie te willen krijgen. Er worden voorstellen gedaan ter verbetering van de voorlichting.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:54–60)

Lees verder