Articles

Neoadjuvante FOLFIRINOX versus neoadjuvante chemoradiotherapie met gemcitabine bij (‘borderline’) resectabel pancreascarcinoom: het PREOPANC-2-onderzoek

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. Q.P. Janssen , dr. B. Groot Koerkamp , prof. dr. M.G. Besselink , prof. dr. C.H.J. van Eijck , dr. M.Y.V. Homs , dr. G. van Tienhoven , prof. dr. J.W. Wilmink

SAMENVATTING

De voorlopige resultaten van het gerandomiseerde PREOPANC-1-onderzoek lieten zien dat neoadjuvante chemoradiotherapie (CRT) met gemcitabine in vergelijking met primaire resectie en adjuvante gemcitabine leidt tot een verdubbeling van het aantal complete (R0) resecties (63% vs. 31%; p<0,001) en mogelijk leidt tot een langere overleving (17,1 vs. 13,7 maanden; p=0,07, na 149 van 176 gebeurtenissen) bij patiënten met (‘borderline’) resectabel pancreascarcinoom ((B)RPC). Het multicenter PREOPANC-2-onderzoek gaat hierop verder en onderzoekt of neoadjuvante FOLFIRINOX (een combinatiechemotherapie van behandeling met oxaliplatine, irinotecan en 5-fluorouracil) leidt tot een langere overleving dan neoadjuvante CRT met gemcitabine bij patiënten met (B)RPC. Secundair zal worden gekeken naar progressievrije overleving, resectiepercentage, R0-resectiepercentage, kwaliteit van leven, toxiciteit, kosteneffectiviteit en de voorspellende waarde van diverse circulerende biomarkers.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:248–52)

Lees verder

Hyperthermie versterkt het effect van radiotherapie en/of chemotherapie bij de behandeling van meerdere vormen van kanker

NTVO - 2019, nummer 2, march 2019

dr. H. Crezee , dr. G. van Tienhoven

Samenvatting

Hyperthermie, het opwarmen van tumoren tot 40–43°C, wordt gegeven voor verschillende tumorindicaties ter versterking van het effect van radiotherapie en chemotherapie. Dit artikel geeft een overzicht van de biologische rationale, de behandelmethoden, de huidige klinische toepassingen en de klinische bewijzen van de waarde van milde hyperthermie. Hy-perthermie werkt onder andere door frustratie van DNA-schadeherstel en verminderen van hypoxie. Er zijn verschillende hyperthermietechnieken beschikbaar, afhankelijk van tumorstadium en locatie. Er bestaat een grote hoeveelheid klinisch bewijs voor het versterkende effect van hyperthermie. In een aantal systematische overzichtsartikelen werd een klinisch relevant voordeel beschreven van het toevoegen van hyperthermie aan radiotherapie in 42 vergelijkende studies, waarvan 22 gerandomiseerd: onder andere voor cervix-uteri-carcinoom (6 studies, CR 79,6% versus 65,7%), recidief mammacarcinoom (6 studies, CR 61,6% versus 48,6%) en hoofd-halstumoren (9 studies, CR 75,3% versus 50,3%). Ook wordt in vier gerandomiseerde studies een klinisch relevant voordeel gezien van het toevoegen van hyperthermie aan chemotherapie. Dit is het meest relevant voor HIPEC bij ovariumcarcinoom, voor sarcomen en voor intravesicale applicatie bij niet-spierinvasieve blaastumoren. Er is zowel biologische rationale als bewijs uit (gerandomiseerde) studies voor de klinische effectiviteit van hyperthermie in combinatie met radiotherapie en/of chemotherapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:47–53)

Lees verder

Vroegdetectie cruciaal bij oncologische patiënten met het zeldzame PTEN hamartoom tumorsyndroom

NTVO - 2015, nummer 4, june 2015

dr. J.J.C. Verhoeff , dr. G. van Tienhoven , dr. H. Rijna , dr. P.W.G. van der Linden , dr. C.J. Dommering , L. Moonen , drs. A. van den Brink

Samenvatting

Het syndroom van Cowden (SC) wordt tegenwoordig geschaard onder het PTEN hamartoom tumorsyndroom (PHTS). PHTS is een autosomaal dominant overervend kankersyndroom dat in Nederland bij ongeveer 1:250.000 mensen voorkomt. PHTS wordt veroorzaakt door een mutatie in het tumorsuppressorgen PTEN en geeft onder andere een verhoogde kans op het ontwikkelen van kanker. Bij een 34-jarige patiënte werd een pT1cN2M0 invasief ductaal carcinoom van de linkermamma gevonden en werd de diagnose PHTS gesteld. Dit ‘case report’ beschrijft de behandeling van haar mammacarcinoom en bespreekt daarnaast de belangrijkste kenmerken van PHTS bij de patiënte en de raakvlakken met de antikankerbehandeling. Een samenvatting van de nieuwe richtlijn ‘PTEN hamartoom tumorsyndroom’ is elders in dit tijdschrift gepubliceerd. De complete richtlijn is te vinden op de website www.richtlijnendatabase.nl.

(NED TIJDSCHR OnNCOL 2015;12:148–51)

Lees verder

Wel of geen preoperatieve radiochemotherapie bij resectabele en borderline-resectabele pancreascarcinomen: de landelijke gerandomiseerde PREOPANC-studie

NTVO - 2014, nummer 7, november 2014

drs. E. Versteijne , prof. dr. C.H.J. van Eijck , prof. dr. C.J.A. Punt , dr. S. Festen , prof. dr. H.W.M. van Laarhoven , dr. E. Lens , dr. A. van der Horst , drs. M. Suker , dr. G. van Tienhoven

Samenvatting

Het pancreascarcinoom heeft een slechte prognose. Slechts een klein deel van de tumoren is resectabel. Enkele studies suggereren dat preoperatieve radiochemotherapie het resectiepercentage en het percentage R0-resecties kan vergroten. De huidige landelijke multicentrum PREOPANC-studie randomiseert tussen directe exploratieve laparotomie en preoperatieve radiochemotherapie gevolgd door exploratieve laparotomie bij resectabele en borderline-resectabele pancreascarcinomen. Het primaire eindpunt is overleving naar intentie van behandeling.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2014;11:284–7)

Lees verder

Herbestraling gecombineerd met hyperthermie als behandeling voor radiatiegeassocieerde sarcomen

NTVO - 2013, nummer 1, february 2013

drs. M. de Jong , dr. S.B. Oei , dr. G. van Tienhoven

Samenvatting

Doel: Het evalueren van de rol van herbestraling in combinatie met hyperthermie voor radiatiegeassocieerde sarcomen (RAS) van de thoraxregio, een zeldzame tumor met een slechte prognose.

Patiënten en methoden: Van 2003 tot en met januari 2012 werden 21 patiënten met een RAS behandeld in het Academisch Medisch Centrum en het Instituut Verbeeten met herbestraling en hyperthermie. Bij 17 patiënten werd de behandeling gegeven vanwege irresectabele ziekte. Vier patiënten werden adjuvant behandeld na resectie. Mediaan was het interval tussen bestraling voor de oorspronkelijke maligniteit en het ontstaan van RAS 108 maanden (range 42–212). Histologie was in 86% van de gevallen een angiosarcoom.

Resultaten: De mediane overleving was 19 maanden (range 5–204). Bij 4 patiënten kon de respons niet worden beoordeeld. Bij de overige 17 patiënten was het responspercentage 88% (10 complete remissie, 5 partiële remissie). Vijf van deze patiënten (29%) bleven lokaal ziektevrij tot overlijden (na respectievelijk 5, 7 en 40 maanden) of tot laatste follow-up (35 en 62 maanden).

Conclusie: Herbestraling in combinatie met hyperthermie is een goed uitvoerbare behandeling, met een hoog responspercentage en de mogelijkheid van langdurige lokale controle.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:3–9)

Lees verder

Insuffiëntiefracturen van het bekken na radiotherapie

NTVO - 2013, nummer 1, february 2013

dr. B.G.L. Vanneste , dr. G. van Tienhoven , drs. H. van der Woude , dr. P. Kloen , prof. dr. L.J.A. Stalpers

Samenvatting

Achtergrond: Een correcte diagnose van insufficiëntiefracturen van het bekken bij oncologische patiënten na radiotherapiebehandeling is belangrijk, vooral ter onderscheid van een botmetastase. Postmenopauzale osteoporose, corticosteroïdengebruik en lokale bestraling zijn voorbeschikkende factoren.

Casus: Een 66-jarige vrouw met een endometriumcarcinoom werd in 2006 geopereerd en postoperatief bestraald op het kleine bekken. Patiënte ontwikkelde 5 jaar na de bestraling pijn ter hoogte van de rug en de rechterheup. Bij röntgenonderzoek werden meerdere fracturen opgemerkt ter hoogte van het sacrum. Er waren geen argumenten voor een oncologisch recidief. Bij patiënte was sprake van insufficiëntiefracturen postradiotherapie van het bekken welke operatief werden gestabiliseerd.

Conclusie: Insufficiëntiefracturen van het bekken komen na radiotherapie voor. Een incorrecte diagnose kan tot complicaties en onjuiste behandeling leiden. Meestal volstaat een conservatief beleid en pijnstilling. Operatief fixeren dient alleen te worden overwogen bij instabiele fracturen die niet reageren op conservatieve therapie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:20–4)

Lees verder