Articles

Continue versus intermitterende behandeling als eerstelijnschemotherapie voor HER2-negatief gemetastaseerd mammacarcinoom

NTVO - 2019, nummer 6, september 2019

drs. A.K.M. Claessens , dr. M.E.M.M. Bos , dr. M. Lopez-Yurda , J.M. Bouma , prof. dr. V.C.G. Tran-Heijnen , dr. F.L.G. Erdkamp

SAMENVATTING

Internationale richtlijnen voor gemetastaseerd mammacarcinoom adviseren chemotherapie te continueren totdat er progressie van ziekte dan wel onacceptabele toxiciteit ontstaat. Dit advies is echter onderbouwd met literatuur die grotendeels gedateerde behandelregimes omvat. De Nederlandse Stop&Go-studie vergeleek een intermitterend chemotherapieschema met tweemaal vier kuren (tweede reeks van vier bij progressie ≥3 maanden) ten opzichte van een continu schema van acht opeenvolgende kuren zowel in de eerste als in tweede chemotherapielijn van patiënten met een HER2-negatief op afstand gemetastaseerd mammacarcinoom. Het primaire doel was non-inferioriteit van het intermitterende regime ten opzichte van het continue regime te evalueren, gemeten aan de hand van progressievrije overleving in de eerste behandellijn. Overige uitkomstmaten omvatten totale overleving, effectiviteit van de tweede lijn en kwaliteit van leven. Het intermitterende schema bleek niet non-inferieur met betrekking tot de eerstelijns- progressievrije overleving ten opzichte van het continue schema (hazardratio (HR) 1,17; 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI) 0,88–1,57; non-inferioriteitsmarge 1,34). Resultaten voor totale overleving ondersteunen deze conclusie (HR 1,38; 95%-BI 1,00–1,91). Derhalve kan een intermitterend schema niet worden aanbevolen als een nieuwe behandelentiteit en sluit hiermee aan bij de reeds bestaande literatuur en richtlijnadviezen.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2019;16:216–23)

Lees verder

Prospectief Landelijk CRC-cohort: een infrastructuur voor klinische studies naar darmkanker

NTVO - 2018, nummer 2, march 2018

drs. D.E.W. van der Kruijssen , dr. G.R. Vink , dr. R.R.J. Coebergh van den Braak , prof. dr. G.L. Beets , dr. M. Berbée , dr. F.H. Beverdam , prof. dr. H.J. Bloemendal , dr. M.C. Burgmans , dr. P.P.L.O. Coene , dr. H. van Cruijsen , dr. J.W.T. Dekker , dr. F.L.G. Erdkamp , dr. J.W.B. de Groot , dr. H.H. Helgason , drs. M.P. Hendriks , dr. R. Hoekstra , dr. I.H.J.T. de Hingh , prof. dr. J.N.M. IJzermans , dr. M. Los , dr. A.M. May , dr. P. Nieboer , dr. M. de Noo , drs. N.A.J.B. Peters , prof. dr. C.J.A. Punt , drs. P. Quarles van Ufford-Mannesse , dr. R.C. Rietbroek , dr. W.W.H. Roeloffzen , drs. A.H.W. Schiphorst , dr. D.W. Sommeijer , dr. H.B.A.C. Stockmann , dr. A.J. ten Tije , dr. F.O. The , drs. M.L.R. Tjin-A-Ton , dr. A.M.T. van der Velden , prof. dr. H.M. Verkooijen , dr. M. Vermaas , dr. W.J. Vles , dr. F.J. Vogelaar , drs. J. de Vos-Geelen , dr. D.D.E. Zimmerman , prof. dr. G.A. Meijer , prof. dr. M. Koopman

Samenvatting

Er is een kennislacune op het gebied van voorspellende factoren bij darmkanker. Het relatief lage aantal patiënten dat deelneemt aan klinische studies bemoeilijkt het identificeren van subgroepen en het ontwikkelen van therapie op maat. Het Prospectief Landelijk CRC-cohort (PLCRC) is een observationele cohortstudie gericht op het verbeteren van de uitkomsten van patiënten met darmkanker. Het biedt een infrastructuur voor het uitvoeren van onderzoek naar deze aandoening. PLCRC heeft de ambitie om van zo veel mogelijk patiënten met darmkanker de gegevens en materiaal te verzamelen om onderzoek te faciliteren naar de factoren die invloed hebben op het succes van een behandeling. Alle darmkankerpatiënten ouder dan 18 jaar, ongeacht stadium, komen in aanmerking voor inclusie. De deelnemer geeft toestemming voor het opvragen van gegevens uit het medisch dossier voor gebruik voor onderzoek. Daarnaast kan optioneel toestemming worden gegeven voor bloedafname, opslag van tumorweefsel, het toesturen van vragenlijsten en het benaderd worden voor studies met experimentele behandelingen, waaronder studies volgens het ‘cohort multiple randomized controlled trial design’. In dit design worden de voordelen van ‘randomized controlled trials’ en prospectieve observationele cohortstudies bij elkaar gebracht. Voor meer informatie kunt u terecht op www.plcrc.nl of kunt u mailen naar info@plcrc.nl.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2018;15:60–3)

Lees verder

Voorkomen van botcomplicaties bij patiënten met borstkanker: een doelmatigheidsmodel

NTVO - 2013, nummer 3, may 2013

dr. F.J.B. Lötters , ir. B. Lucius , dr. H. Sleeboom , dr. A. van Bochove , prof. dr. R. Pelger , dr. F.L.G. Erdkamp , prof. dr. C. Uyl-de Groot

Samenvatting

Inleiding: Botmetastasen kunnen ernstige complicaties veroorzaken zoals een (dreigende) pathologische fractuur of myelumcompressie, waarbij vaak radiotherapie op het bot of orthopedische chirurgie wordt toegepast. Botcomplicaties kunnen worden uitgesteld of voorkomen door een behandeling met antiresorptieve middelen, zoals bisfosfonaten en denosumab. Doel van deze analyse is om vanuit bestaande kosten- en effectiviteitsgegevens te komen tot een eenvoudig doelmatigheidsmodel, waarbij de toepassing van de geneesmiddelen denosumab (XGEVA®) en zoledroninezuur (Zometa®) gericht op eenzelfde behandeldoel tegen elkaar worden afgezet met betrekking tot hun kosten en baten.

Methoden: Dit doelmatigheidsmodel gaat uit van een kosten-batenbenadering. De kosten die in het model worden ingevoerd, hebben betrekking op de prijs van de geneesmiddelen en de toedieningskosten. De baten worden uitgedrukt in besparingen wanneer per jaar 1 additionele botcomplicatie kan worden voorkomen bij gebruik van denosumab in vergelijking tot zoledroninezuur. De baten worden berekend vanuit de frequentie van optreden van verschillende botcomplicaties, de zorgkosten per botcomplicatie en de ‘number needed to treat’ bij patiënten met gemetastaseerde borstkanker.

Resultaten: Uit het doelmatigheidsmodel blijkt dat behandeling met denosumab per patiënt doelmatiger is dan zoledroninezuur, namelijk € -1.353,13 per patiënt per jaar. Dit betekent, dat wanneer een patiënt met gemetastaseerde borstkanker gedurende 1 jaar wordt behandeld met denosumab in plaats van zoledroninezuur, een besparing kan worden gerealiseerd van € 1.353,-.

Conclusie: Dit doelmatigheidsmodel geeft een vereenvoudigde weergave van de kosten en besparingen gericht op de meest relevante parameters. In deze analyse bleek denosumab doelmatiger te zijn dan zoledroninezuur wanneer toegepast ter preventie van botcomplicaties door botmetastasen bij patiënten met borstkanker. Hieruit blijkt dat de behandeling met een innovatief geneesmiddel niet per se leidt tot meerkosten in maatschappelijk perspectief, ook al is een dergelijk geneesmiddel op basis van de aanschafprijs ogenschijnlijk duurder.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:109–16)

Lees verder

Ischemische colitis bij op taxanen gebaseerde chemotherapie

NTVO - 2013, nummer 2, march 2013

drs. B.M.J. Scholtes , dr. F.L.G. Erdkamp , dr. S.H. Sastrowijoto , drs. F.P.J. Peters

Samenvatting

Adjuvante chemotherapie met op taxanen gebaseerde chemotherapie resulteert in een betere (ziektevrije) overleving voor patiënten met een vroeg stadium mammacarcinoom. Er zijn echter ook bijwerkingen. In dit artikel wordt een relatief zeldzame complicatie van op taxanen gebaseerde chemotherapie beschreven, namelijk taxanengeïnduceerde colitis. De casus betreft een 48-jarige vrouw met een T2N0M0 hormoonpositief mammacarcinoom, waarvoor adjuvant TAC-kuren zijn gegeven. Zij presenteert zich 7 dagen na de eerste chemotherapiecyclus met diarree en buikpijn. Er was sprake van neutropene koorts en een verhoogd C-reactief proteïne. Patiënte werd opgenomen met breedspectrumantibiotica. Na een paar uur verslechtert zij met tekenen van een septische shock. Een computertomografie van de buik laat een beeld van perforatie zien. Bij laparotomie wordt necrose en ischemie gezien, waarvoor resectie met eindstandig ileostoma. Bloedkweken toonden een Clostridium septicum. Clostridium difficile-toxines waren negatief. Na 44 dagen werd de patiënt ontslagen uit de intensivecare-unit.

Ischemische colitis bij patiënten behandeld met op taxanen gebaseerde chemotherapie is recentelijk gedefinieerd als een klinische entiteit. Er wordt gedacht dat de antimitotische, anti-angiogenetische en apoptotische effecten van de taxanen de oorzaak zijn van de darmschade. De diagnose is gebaseerd op een symptomencomplex van acute abdominale pijn met of zonder neutropenie en koorts. Kenmerkend is het begin van de symptomen vroeg in de behandeling 6 tot 7 dagen na aanvang van de therapie. In het geval van verdenking van een taxaangeïnduceerde colitis moet worden gestart met breedspectrumantibiotica, agressieve vloeistofresuscitatie en in sommige gevallen chirurgische interventie. Coloscopie is in dergelijke gevallen gecontra-indiceerd vanwege de kans op perforatie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2013;10:61–5)

Lees verder