oncologische observatie

Therapie op maat door lymfoscintigrafie bij een eccrien porocarcinoom van de behaarde hoofdhuid

NTVO - 2016, nummer 6, september 2016

drs. I.J. den Toom , prof. dr. R. de Bree

Samenvatting

Deze patiëntbeschrijving betreft het gebruik van lymfoscintigrafie bij een patiënte met een eccrien porocarcinoom van de behaarde hoofdhuid met reeds aangetoonde ipsilaterale lymfekliermetastasen. Lymfo-scintigrafie kan ook worden gebruikt voor het bepalen van de uitgebreidheid van de lymfeklierdissectie van de hals bij een andere vorm van huidkanker dan een melanoom.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:208–11)

Lees verder

Chemotherapiegeïnduceerde leverschade

NTVO - 2016, nummer 5, august 2016

drs. N. Beekmans , drs. E.A. Eggink , dr. F.L. Opdam , drs. M.P. Hendriks

Samenvatting

Chemotherapie kan diverse hepatotoxische effecten hebben. Ernstige leverschade, die leidt tot een gestoorde functie van de lever, komt zelden voor. In dit artikel wordt het ziektebeloop van een patiënte met een gemetastaseerd mammacarcinoom beschreven die zich presenteerde met icterus en ascites. Aanvullend radiologisch onderzoek laat snel progressieve deformatie van de tlever zien. Retrospectief werd er op de CT-scan van 3 maanden eerder al beginnende retractie van het kapsel van de rechterleverkwab gezien. Er is sprake van progressief leverfalen als gevolg van chemotherapie (paclitaxel) geïnduceerde leverschade. Dit is een zeldzame maar potentieel ernstige bijwerking van chemotherapie en kan een fataal beloop hebben. Bij beeldvormend onderzoek kan chemotherapiegeïnduceerde leverschade zich op verschillende manieren uiten. Het is van groot belang dat de behandelaar hierop bedacht is, omdat het zowel consequenties heeft voor de chemotherapeutische behandeling van de patiënt als de behandeling van de gevolgen van een gestoorde leverfunctie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:156–62)

Lees verder

Anti-HER2-therapie bij maag- en slokdarmtumoren

NTVO - 2016, nummer 4, june 2016

T. Koopman , dr. A.L.T. Imholz , dr. H. Boot

Samenvatting

Maligne tumoren van de maag en slokdarm staan bekend om hun slechte prognose. Bij de behandeling van deze tumoren is recentelijk aangetoond dat gerichte therapie tegen het ‘human epidermal growth factor receptor 2’ (HER2)-oncogen bij een deel van de patiënten leidt tot betere overleving. Bij 3 van onze patiënten, met verschillende tumorlokalisaties en ziektestadia, heeft antitumorbehandeling met een combinatie van chemotherapie en gerichte anti-HER2-therapie geleid tot uitstekende klinische resultaten. Deze casus illustreren het potentiële voordeel van anti-HER2-therapie bij maag- en slokdarmtumoren. HER2- en anti-HER2-therapie bij maag- en slokdarmkanker verdienen daarom meer aandacht van de Nederlandse clinici.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:125–31)

Lees verder

Fulminant beloop van een 46-jarige vrouw met lokaal gevorderd rectumcarcinoom

NTVO - 2016, nummer 3, may 2016

dr. M.G.J. van dongen , dr. F.M. Speetjens , dr. P. van Vliet , drs. K.M. Mulder , dr. H.W. Kapiteijn

Samenvatting

In dit artikel wordt een casus beschreven van een zeer agressief beloop van een jonge vrouw met rectumcarcinoom met veneuze trombo-embolische complicaties en paraneoplastische dermatomyositis (DM). DM is een immuungemedieerde aandoening met betrokkenheid van de huid en spieren. De pathofysiologische relatie tussen maligniteiten en inflammatoire myopathie is tot op heden niet bekend. DM is een prognostisch ongunstige factor voor het beloop van de maligniteit. Bij 18–32% van de patiënten met DM is er voor, tijdens of na de diagnose een maligniteit vastgesteld. De suggestie voor behandeling is zowel ziekteals antitumorgericht.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:81–5)

Lees verder

Meer tussen hemel en aarde: op het tweede gezicht

NTVO - 2016, nummer 1, february 2016

drs. R. Peric , prof. dr. J.G.J.V. Aerts

Samenvatting

Dit ‘case report’ bespreekt een patiënt die wordt verwezen met een waarschijnlijk stadium IV niet-kleincellig longcarcinoom. Er bestaat twijfel over de aard van 2 processen in beide longen. De interpretatie van beeldvorming en beslissingen rondom (het verkrijgen van) histologisch bewijs blijken een cruciale rol te spelen voor de definitieve stadiëring en behandeling.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2016;13:15–7)

Lees verder

Hoogrisico-endometriumcarcinoom: welke adjuvante behandeling?

NTVO - 2015, nummer 8, december 2015

prof. dr. C.L. Creutzberg , prof. dr. R.F.P.M. Kruitwagen

Samenvatting

Ongeveer 15% van alle patiënten met endometriumcarcinoom heeft een slechtere prognose met hoger risico op afstandsmetastasen; dergelijke ‘hoogrisico’-endometriumcarcinomen (EC) vormen een heterogene groep tumoren. Hoogrisico-EC omvat zowel vroegstadium endometrioïd EC met ongunstige prognostische kenmerken, non-endometrioïde tumoren zoals sereus en ‘clear cell’-carcinoom, als hogere stadia. Voor hoogrisico-EC zijn er controverses in de adjuvante behandeling door gebrek aan hard bewijs voor effectiviteit. Uit gerandomiseerde studies lijkt de combinatie van radiotherapie en chemotherapie het meest effectief voor verbetering van de progressievrije overleving; bewijs voor algehele overlevingswinst ontbreekt. Met name voor sereus carcinoom wordt vaak chemotherapie toegepast wegens de neiging tot snelle verspreiding. Toch kan deze tumor gelokaliseerde recidieven geven waarvoor radiotherapie een effectieve behandeling is. In de recentelijk gesloten PORTEC-3- en GOG-258-studies voor hoogrisico-EC worden de effectiviteit en overlevingswinst van gecombineerde radiotherapie en chemotherapie vergeleken met respectievelijk radiotherapie en chemotherapie alleen; de resultaten van deze studies zullen meer zekerheid geven over de beste adjuvante therapie. Daarnaast zullen nieuwe, moleculairgenetische kenmerken in de nabije toekomst een betere individuele voorspelling van de prognose en van de effectiviteit van adjuvante therapie geven.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:302–8)

Lees verder

Een patiënt met het syndroom van Costello en verhoogde catecholamine-waarden in de urine: een uitdagende follow-up

NTVO - 2015, nummer 6, september 2015

dr. N.A. Oey , drs. I.E. Morsing , drs. S.W. Lavrijsen , dr. G.A.M. Tytgat

Samenvatting

Het syndroom van Costello (CS) is een zeldzaam syndroom veroorzaakt door ‘germline’ mutaties in het HRASgen. Patiënten met het CS hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van kwaadaardige tumoren zoals neuroblastomen. Het is bekend dat CS-patiënten matig verhoogde catecholaminewaarden in de urine kunnen hebben zonder aanwijzingen voor een neuroblastoom. In deze casus beschrijven wij een 1 jaar oud meisje met het CS, verhoogde catecholaminewaarden en 5-hydroxyindol-azijnzuur (5-HIAA) in de urine en een verhoogd vasoactieve intestinaal peptide (VIP) in het serum zonder aanwijzingen voor een neuro-endocriene tumor bij aanvullend onderzoek. Gezien de van nature verhoogde catecholamines bij CS-patiënten, stellen wij voor om hogere normaalwaarden voor deze patiëntengroep te hanteren. Tevens kunnen aanvullende tumormarkers de sensitiviteit van de catecholamine-analyse in de urine verhogen. Bij de besproken patiënt zouden het verhoogde 5-HIAA en VIP kunnen zijn veroorzaakt door intestinale pathologie.

(NED TIJDSCHR ONCOL 2015;12:221–4)

Lees verder