Darmkanker

Ziektebeeld

Wat is darmkanker?

Darmkanker is een verzamelterm voor meerdere kankersoorten die ontstaan in de darmen. De darm bestaat uit drie delen: de dunne darm, de dikke darm (colon) en de endeldarm (rectum). Er wordt ook vaak gesproken over colorectale kanker. Deze term omvat echter alleen kanker in de dikke darm (colon) en endeldarm (rectum).

Een tumor in de darm ontstaat meestal uit een poliep in de darmwand. Een goedaardige poliep is een woekering van cellen van het slijmvlies van de darm. Deze kunnen in grootte en vorm variëren. Doordat een darmpoliep vaak geen problemen veroorzaakt, weten veel mensen niet dat ze een poliep hebben. Ongeveer 5 tot 20 procent van de mensen boven de 50 heeft last van poliepen. Wanneer deze poliepen ook kwaadaardige cellen bevatten, dan wordt er gesproken van kanker.

Een vroege diagnose is bij darmkanker belangrijk voor een goede kans op overleving. Daarom krijgen in Nederland alle mannen en vrouwen tussen de 55 en 76 jaar iedere twee jaar een uitnodiging voor een bevolkingsonderzoek.

In Nederland is darmkanker een van de meest voorkomende kankersoorten. Ongeveer 1 op de 20 mensen krijgt in hun leven de diagnose darmkanker. Het merendeel van deze mensen is 50 jaar of ouder.

Dikkedarmkanker

De dikke darm of colon speelt een belangrijke rol in de vertering van voedsel. Wanneer dit voedsel in de dikke darm aankomt, wordt er van de voedselresten een dikke brij gemaakt. In dit deel van het verteringstelsel worden ook het water en de zouten eruit gefilterd en vindt er nog een kleine hoeveelheid vertering plaats. Het water en de zouten komen via het slijmvlies in het bloed.

Bij dikkedarmkanker ontstaat er een kwaadaardige poliep, meestal in het dalende deel van de darm, dit bevindt zich aan de rechterkant van het lichaam.

Endeldarmkanker

De endeldarm of rectum is het laatste stuk van de dikke darm en is ongeveer 15 centimeter lang. Dit is de tijdelijke opslagruimte voor de ontlasting die onderweg is naar de anus. Zodra de endeldarm vol is, gaat er een signaal naar de hersenen en krijgt de mens de aandrang om naar het toilet te gaan.

Van alle patiënten met darmkanker, heeft een derde deel endeldarmkanker.

Dunnedarmkanker

Kanker in de dunne darm is de minst voorkomende darmkanker in Nederland. Ongeveer 400 patiënten krijgen jaarlijks deze diagnose. De patiënten zijn gemiddeld iets ouder dan bij endel- of dikkedarmkanker.

De dunne darm bestaat uit drie onderdelen: de twaalfvingerige darm, het jejunum en het ileum. Het voedsel vanuit de maag komt als eerste in de twaalfvingerige darm. Hier wordt het voedsel gemengd met enzymen vanuit de galblaas en de alvleesklier, die ervoor zorgen dat de vertering begint. Vervolgens gaat het voedsel naar het langste deel van de dunne darm, het jejunum. Hier wordt het grootste deel van de voedingstoffen opgenomen. Het voedsel eindigt in het ileum en hier wordt onder andere vitamine B12 opgenomen.

Er zijn verschillende typen dunnedarmkanker:

  • Adenocarcinoom: de tumor is ontstaan in het klierweefsel dat zich in de slijmvlieslaag van de dunne darm bevindt.
  • Leiomyosarcoom: een soort wekedelentumor die begint te groeien in het spierweefsel.
  • Neuro-endocriene tumor (NET): een tumor die ontstaat vanuit de neuro-endocriene cellen.
  • Gastro-intestinale stromale tumor (GIST): dit type tumor ontstaat in het zenuwweefsel in de wanden van het spijsverteringskanaal.

Een leiomyosarcoom en gastro-intestinale stromale tumor worden verder besproken in het artikel over sarcomen.

Symptomen

De meest voorkomende symptomen bij patiënten met darmkanker zijn:

  • Bloed of slijm bij de ontlasting
  • Last hebben van regelmatige verstoppingen
  • Aanhoudende vermoeidheid
  • Buikpijn of buikkrampen
  • Andere veranderingen van de ontlasting, bijvoorbeeld kleur van de ontlasting
  • Gewichtsverlies
  • Een vol gevoel
  • Gebrek aan eetlust
  • Specifiek bij endeldarmkanker: diarree
  • Specifiek bij dunnedarmkanker: geelzucht, gebrek aan eetlust en darmkrampen.

Oorzaak

Net zoals bij andere kankersoorten, is er bij darmkanker geen directe oorzaak aan te wijzen. Er zijn wel meerdere risicofactoren bekend die de kans op het ontwikkelen van darmkanker vergroten:

  • Darmpoliepen: de aanwezigheid van goedaardige gezwellen die kwaadaardig kunnen worden.
  • Chronische ontstekingen van de darm
  • Een eerdere diagnose van darmkanker
  • Familiair CRC: een genetische aanleg voor het ontstaan van darmkanker. Dit houdt in dat darmkanker meer voorkomt in de familie dan normaal, maar er geen afwijking in het DNA wordt gevonden.
  • Er zijn een aantal syndromen die de kans op colorectale kanker vergroten, namelijk het Lynch-syndroom, Familiaire Adenomateuze Polyposis (FAP of AFAP) of MutYH geassocieerde polyposis (MAP)
  • Het eten van veel rood en bewerkt vlees; onder andere vleeswaren, worst, rund- en varkensvlees.
  • Het voorkomen van darmkanker in de familie
  • Weinig bewegen
  • Specifiek voor dunnedarmkanker: glutenintolerantie (coeliakie) en taaislijmziekte (cystic fibrosis).

Diagnose

Wanneer een patiënt bij de huisarts komt met symptomen zoals bloed in de ontlasting en verstopping, kan de huisarts denken aan darmkanker. De huisarts zal eerst inewendig onderzoek verrichten om te onderzoeken of zijn vermoedens kunnen kloppen. Hij voelt daarbij voorzichtig met zijn vinger aan de binnenkant van de anus. Ook zal hij een bloedonderzoek laten uitvoeren.

Mocht er geen andere verklaring zijn voor de symptomen, zal de huisarts de patiënt doorsturen naar een Maag-Darm-Lever arts. Ook als er aanwijzingen voor darmkanker bij bet bevolkingsonderzoek zijn gevonden, wordt de patiënt doorverwezen naar de specialist.

In het ziekenhuis zal de specialist de binnenkant van de dikke darm of endeldarm beter willen onderzoeken. Dit gebeurt door een colonoscopie. Door middel van een endoscoop, een dunne buigzame slang met een kleine camera, kan hij de slijmlaag van de darm beter bekijken. Deze slang wordt ingebracht via de anus. Bij dunnedarmkanker kan de specialist een duodenoscopie uitvoeren. Dit is een kijkonderzoek waarbij er een dunne, buigzame slang met een kleine camera door de mond van de patiënt naar de twaalfvingerige darm gaat. Bij beide behandelingen kan er een biopt – een stukje weefsel – voor verder onderzoek worden weggenomen.

Mocht er geen colonoscopie mogelijk zijn, kan er een CT-colografie worden uitgevoerd. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer er geen diagnose kon worden gesteld of de colonoscopie niet tot de exacte locatie heeft kunnen komen.

De specialist kan ook nog aanvullend bloedonderzoek laten uitvoeren. Bij deze test wordt onder andere de concentratie CEA gemeten. CEA staat voor Carcino-Embryonaal Antigeen. De CEA-waarden zijn verhoogd bij patiënten met bepaalde typen kanker, waaronder darmkanker. Maar er zijn ook andere redenen waarom het CEA verhoogd kan zijn; het hoeft dus niet altijd te bekennen dat de patiënt kanker heeft.

Mocht er sprake zijn van darmkanker, zullen er nog een aantal onderzoeken volgen om het stadium van de kanker te bepalen. Dit is belangrijk voor het opstellen van een behandelplan en maken van een prognose. Dit kan door middel van een CT-scan, longfoto, bloedonderzoek, MRI-scan en FDG-PET-scan. Bij deze radiografische onderzoeken kan soms gebruik worden gemaakt van contrastvloeistof. Deze vloeistof zorgt ervoor dat de organen beter zichtbaar zijn tijdens het onderzoek.

Bij darmkanker wordt gebruikt gemaakt van een TNM-classificatie. De T staat hierin voor de uitbreiding van de primaire tumor (eerst ontstane tumor). De N geeft aan of er uitzaaiingen zijn gevonden in de lymfeklieren en de ernst hiervan. De M geeft aan of er in andere organen uitzaaiingen zijn gevonden. Naar aanleiding van deze classificatie kan de kanker in een van de onderstaande stadia worden ingedeeld:

  • Stadium 0: verdenking van kanker. Hier kunnen wel onrustige cellen worden gevonden, maar dit zijn nog wel goedaardige cellen.
  • Stadium I: de tumor bevindt zich alleen nog in de binnenste lagen van de darm. Er zijn nog geen uitzaaiingen gevonden.
  • Stadium II: de tumor is doorgegroeid en bevindt zich nu in de spierlaag. Soms is deze al doorgedrongen in omliggende weefsels. Er is nog geen sprake van uitzaaiingen.
  • Stadium III: er zijn uitzaaiingen gevonden in de lymfeklieren rondom de tumor, maar nog geen uitzaaiingen op afstand.
  • Stadium IV: de tumor is uitgezaaid naar de rest van het lichaam. Bij darmkanker is er meestal sprake van uitzaaiingen naar de longen, lever of buikvlies.

Ook de differentiatiegraad van de tumor is van belang door de behandeling en prognose. Deze kan worden bepaald door middel van een biopt van de tumor. Een biopt is een stukje weefsel dat tijdens een kleine ingreep wordt weggehaald en onder de microscoop kan worden onderzocht. De differentiatiegraad zegt iets over in hoeverre de kankercellen nog op normale cellen lijken.

Behandeling

De behandeling van darmkanker is sterk afhankelijk van het stadium waarin de kanker zich bevindt. Mocht de darmkanker in een heel vroeg stadium worden ontdekt, dan is het soms mogelijk dat de kwaadaardige poliepen al tijdens de colonscopie worden verwijderd. Uitgebreid onderzoek van het weefsel moet dan laten zien of er aanvullende behandelingen nodig zijn.

Bij darmkanker is een operatie de meest voor de hand liggende behandeling. De chirurg verwijdert dan het gedeelte van de darm waar de tumor zich bevindt. Ook wordt er vetweefsel in de omgeving van de tumor weggehaald. Hierin zitten ook de lymfeklieren die nodig zijn voor verder onderzoek. Het is mogelijk dat de specialist de operatie combineert met aanvullende chemotherapie.

Mocht er sprake zijn van uitzaaiingen, dan kunnen er andere therapieën worden toegepast. Ook kan er worden gekozen voor een combinatie van behandelingen:

  • Operatie: soms zijn er meerdere operaties nodig om de tumoren – waaronder mogelijke uitzaaiingen – te verwijderen.
  • Radiofrequente ablatie (RFA) of microwave ablatie (MWA): deze behandeling kan worden toegepast bij uitzaaiingen in de lever. Door middel van radiogolven of microgolven worden de tumorcellen verbrand.
  • Cytoreductieve chirurgie (CRS)HIPEC: deze combinatie van behandeling kan worden toegepast bij patiënten met uitzaaiingen in het buikvlies. Bij cytoreductieve chirurgie worden zo veel mogelijk zichtbare uitzaaiingen verwijderd. Vervolgens wordt de buikholte gespoeld met een verwarmde chemotherapie (HIPEC).
  • Radiotherapie
  • Chemotherapie
  • Doelgerichte therapie
  • Palliatieve behandeling: mocht er geen genezing meer mogelijk zijn, dan kunnen sommige behandelingen de groei van de kanker remmen en zo de patiënt extra tijd geven.

De combinaties van de behandeling zijn per type darmkanker verschillend. Dit hangt af van de karakteristieken van de tumor. Chemotherapie wordt bijvoorbeeld bij dikkedarmkanker in stadium III wel na de operatie gegeven, maar bij endeldarmkanker niet. Het is namelijk bekend dat patiënten met dikkedarmkanker geruime tijd na de behandeling nog last kunnen hebben van uitzaaiingen op afstand en patiënten met endeldarmkanker niet.

Aanvullende info

MLDS brochure Darmkanker

Patiëntenvereniging

Ziektebeeld

Symptomen

Oorzaak

Diagnose

Behandeling

Aanvullende info

Patiëntenvereniging

Links